Art. 701 Ger. W. vormt de basis zowel voor de objectieve als voor de subjectieve cumulatie van vorderingen. Dit artikel bepaalt dat verschillende vorderingen tussen twee of meer partijen, indien samenhangend, bij éénzelfde akte kunnen worden ingesteld.
De appreciatie van het begrip samenhang in elk desbetreffend geval wordt echter aan de vrije beoordeling van de rechter overgelaten, en dit ongeacht het voorwerp of de oorzaak waarop de vorderingen betrekking hebben of de identiteit van de gedingvoerende partijen.
Een ruime en welbegrepen interpretatie van het begrip samenhangende vorderingen draagt alleszins de voorkeur weg boven een stroeve en strenge benadering van het begrip samenhang.
Deze brede kijk op samenhang van vorderingen heeft als gevolg dat cumulatie van vorderingen zeker ontvankelijk is voor zover eisen werden samengevoegd die ontstaan uit eenzelfde geheel van rechtsfeiten en -handelingen, die minstens een bijzonder nauw verband vertonen.
Trouwens, het begrip samenhang in het Gerechtelijk Wetboek heeft niet alleen een materieelrechtelijke, maar ook een procesrechtelijke betekenis.
Samenhang in zijn procesrechtelijke betekenis kan het best worden verwoord door zijn doelmatigheid. Een doelmatige behandeling van zaken rechtvaardigt dat verschillende vorderingen waarin identieke of gelijklopende (rechts)vragen aan de orde komen, samen voor de rechter worden gebracht. Tijd, geld en moeite worden dan gespaard.
Op voorwaarde dat eisen van een behoorlijke rechtsgang zich hiertegen niet verzetten en dat de rechtmatige eisen van de wederpartij(en) hierdoor niet worden geschaad, kunnen alleszins geen redelijke bezwaren worden aangevoerd tegen de gelijktijdige, gezamenlijke inleiding en behandeling van soortgelijke zaken. Een dergelijke procesrechtelijke interpretatie dient integendeel de proceseconomie en ongetwijfeld ook de vlotte werking van het gerecht.
Cumulatie van vorderingen zou slechts problematisch worden wanneer:
– in éénzelfde rechtspleging tussen twee of meer procespartijen verschillende processuele verhoudingen ontstaan als gevolg van het samenbrengen van diverse materiële rechtsbetrekkingen die strikt genomen met elkaar niets te maken hebben;
– het begrip samenhang in de procesrechtelijke zin in conflict komt met voorschriften betreffende de bevoegdheid en de aanleg.
Noch het één noch het ander is te dezen het geval. Er bestaat immers zeker een objectieve, materieelrechtelijke binding.
De oorspronkelijke eiseressen zijn allen schuldeisers van de geïntimeerde J.V., van wie wordt beweerd dat hij zich onvermogend heeft gemaakt. Zij vechten allen beweerd bedrieglijke handelingen aan, door geïntimeerde J.V. gesteld en waarbij L. Van K. en de kinderen V. zijn betrokken, en dit op grond van de actio pauliana.