Er bestaat geen algemeen rechtsbeginsel van de leer van het schijnmandaat en van de goede trouw. Hiermee wordt bedoeld dat het louter inroepen van de leer van het schijnmandaat of de vertrouwensleer niet volsaat.
Een persoon kan gebonden zijn door de rechtshandeling gesteld door een onbevoegde vertegenwoordiger indien de schijn van een toereikende bevoegdheid hem is toe te rekenen en de derde deze schijn in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze voor werkelijk mocht aannemen.
De schijn is hem toerekenbaar indien de onbevoegd vertegenwoordigde uit vrije wil, door zijn verklaring of zijn gedraging, die niet hoeft onrechtmatig te zijn, er-toe heeft bijgedragen de schijn te wekken of in stand te houden.
Een schijnvertegenwoordiging impliceert dat de lastgever verbonden kan zijn op grond van een schijnbare lastgeving indien het vertrouwen van de derde in de omvang van de machten van de lasthebber terecht is.
De onafhankelijkheid van een verzekeringsmakelaar verhindert niet dat een verzekeringsmakelaar toch de schijn kan doen ontstaan dat hij een verzekeraar vertegenwoordigt.
Het cliënteel mag redelijkerwijze veronderstellen dat hij die zich voordoet als verzekeringsmaatregel, ook over de vertegenwoordigingsmacht van de verzekeringsmakelaar beschikt op basis van brieghoofden , folders of andere tekens. Het geheel van de feitelijke omstandigheden is hierbij doorslaggevend waarover de feitenrechter in concreto oordeelt.
De mate die de de schijn toerekenbaar maakt aan een schijnlastgever vereist geen fout van de schijnvertegenwoordigde. te dezen is het arrest baanbrekend door met zoveel woorden te stellen dat de schijn- of vertrouwensleer niet langer gebaseerd is op de regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid, waarbij hij door een door hem gewekte schijn het onrechtmatig vertrouwen had gewekt dat de schijnvertegenwoordiger bindende overeenkomsten kon afsluiten.