Artikel 22 van de taalwet in gerechtszaken laat aan een verdachte toe om de vertaling van het strafdossier te vorderen van 1 landstaal naar een andere landstaal, voor zover de verdachte de taal van stukken in het strafbundel, eventueel het volledige strafbundel niet verstaat.
Dit verzoek tot vertaling dient via de griffie middels een verzoekschrift aan de ambtenaar van het Openbaar Ministerie overgemaakt en is niet meer ontvankelijk na verloop van 8 dagen volgend op de betekening, hetzij van het bevelschrift tot verwijzing naar het Hof van Assisen, hetzij van de dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting van de Politierechtbank, van de Militaire Rechtbank of van de Correctionele Rechtbank, zittinghoudende in Eerste Aanleg.
De kosten van de vertaling zijn ten laste van de schatkist.
Wanneer een verzoekschrift tot vertaling van een omvangrijk bundel wordt ingediend op een tijdstip dat zeer kort verwijderd is alvorens de zaak vastgesteld is voor de regeling van de rechtspleging kan het verzoek tot vertaling nochtans worden afgewezen, zeker wanneer er bijkomende omstandigheden kunnen worden aangehaald zoals het aantal inverdenkinggestelden waarvan er eventueel een aantal in voorlopige hechtenis zijn zodat er onverwijld en zonder nutteloos uitstel tot regeling van de rechtspleging dient te worden overgegaan.
Er kan ook geen sprake zijn van een miskenning van het recht van verdediging wanneer de essentiële processtukken werden vertaald en de betrokkene wordt bijgestaan door tolken voor de onderzoeksgerechten.
Noch uit artikel 22 van de taalwet gerechtszaken, noch uit de artikel 3,1. en 3,2. richtlijn nummer 2010/64/EU volgt dat op straffe van nietigheid alle gevraagde vertalingen reeds dienen te worden gevoegd voor de regeling van de rechtspleging.
Zie Cass. 15.07.2014, RABG, 2015/1, pagina 21 met noot van Filip Van Volsem, het vertalingsrecht van dossierstukken ter gelegenheid van de regeling van de rechtspleging, niet absoluut en niet onbeperkt, RABG 2015/1, pagina 26.