Art. 47decies. <Ingevoegd bij W 2003-01-06/34, art. 4; Inwerkingtreding : 22-05-2003>
§ 1. Informantenwerking in de zin van dit wetboek is het onderhouden van regelmatige contacten door een politieambtenaar met een persoon, informant genoemd, waarvan vermoed wordt dat hij nauwe banden heeft met één of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat ze strafbare feiten plegen of zouden plegen, en die de politieambtenaar hierover, al dan niet gevraagd, inlichtingen en gegevens verstrekt. Deze politieambtenaar wordt contactambtenaar genoemd.
§ 2. Binnen de directie, die deel uitmaakt van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie en die belast is met de opdracht bedoeld in artikel 102, 5°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, wordt een officier belast met het nationaal beheer van de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus. Deze officier, nationale informantenbeheerder genoemd, kan zich bij de uitvoering van zijn opdracht laten bijstaan door één of meerdere officieren van gerechtelijke politie.
Hij ziet toe op de naleving van de in of krachtens dit artikel geldende regelgeving.
De nationale informantenbeheerder handelt onder het gezag van de federale procureur.
§ 3. Binnen elke gedeconcentreerde gerechtelijke (directie), bedoeld in artikel 105 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, wordt een officier, lokale informantenbeheerder genoemd, belast met het arrondissementeel beheer van de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke (directie) en de lokale politiekorpsen van het arrondissement. <W 2006-06-20/34, art. 49, 047; Inwerkingtreding : 01-03-2007>
Hij oefent daartoe onder meer een permanente controle uit over de betrouwbaarheid van de informanten en ziet toe op de naleving van de in of krachtens dit artikel geldende regelgeving en de goede werking van de contactambtenaren.
De lokale informantenbeheerder handelt onder het gezag van de procureur des Konings.
In elk lokaal politiekorps, waarbinnen aan informantenwerking wordt gedaan, wordt een officier aangewezen, die de lokale informantenbeheerder in zijn opdracht bijstaat.
§ 4. De Koning bepaalt, op voordracht van de Minister van Justitie en na advies van het College van procureurs-generaal en van de federale procureur, de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren, met inachtneming van een permanente controle over de betrouwbaarheid van de informanten, van de afscherming van de identiteit van de informanten en van de vrijwaring van de fysieke, psychische en morele integriteit van de contactambtenaren.
§ 5. De lokale informantenbeheerder brengt de procureur des Konings op diens verzoek en minstens driemaandelijks algemeen verslag uit over de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke (directie) en de lokale politiekorpsen van het arrondissement. <W 2006-06-20/34, art. 49, 047; Inwerkingtreding : 01-03-2007>
De nationale informantenbeheerder brengt de federale procureur op diens verzoek en minstens driemaandelijks algemeen verslag uit over de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus.
§ 6. In afwijking van artikel 28ter, § 2, laatste zin, brengt de lokale informantenbeheerder, indien de informantenwerking ernstige aanwijzingen over gepleegde of nog te plegen strafbare feiten aan het licht brengt, hierover onverwijld en schriftelijk aan de procureur des Konings nauwgezet, volledig en waarheidsgetrouw verslag uit.
De procureur des Konings kan tevens, indien daartoe grond bestaat, de lokale informantenbeheerder bij schriftelijke beslissing verbieden verder te werken op bepaalde informatie geboden door een informant.
De procureur des Konings bewaart deze vertrouwelijke verslagen in een afzonderlijk dossier. Hij heeft als enige toegang tot dit dossier, onverminderd het inzagerecht van de onderzoeksrechter bedoeld in artikel 56bis. De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim.
Hij beslist of, in functie van het belang van de aangebrachte informatie en met inachtneming van de veiligheid van de informant, hiervan proces-verbaal wordt opgesteld. Indien dit proces-verbaal betrekking heeft op een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek, staat de procureur des Konings in voor de voeging ervan bij dit strafdossier.
§ 7. Wanneer een informant nauwe banden heeft met één of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat ze strafbare feiten plegen of zouden plegen die een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken zoals bedoeld in de artikelen 137 tot 141, zoals bedoeld in de artikelen 324bis en 324ter of zoals bedoeld in artikelen 136bis, 136ter, 136quater, 136sexies, 136septies van het Strafwetboek of zoals bedoeld in artikel 90ter, § 2, 4°, 7°, 7°bis, 7°ter, 8°, 11°, 14°, 16° en 17°, op voorwaarde dat deze laatste misdrijven bedoeld in artikel 90ter, § 2, gepleegd zijn of zouden gepleegd worden in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, kan de procureur des Konings deze informant toelaten misdrijven te plegen die strikt noodzakelijk zijn om zijn informatiepositie te behouden.
Die misdrijven moeten noodzakelijkerwijze evenredig zijn met het belang om de informatiepositie van de informant te behouden en mogen in geen geval rechtstreekse en ernstige schendingen van de fysieke integriteit van personen inhouden.
De lokale informantenbeheerder, bedoeld in § 3, eerste lid, brengt de strafbare feiten die de informant voornemens is te plegen schriftelijk en voorafgaandelijk ter kennis van de procureur des Konings. De procureur des Konings vermeldt in een afzonderlijke en schriftelijke beslissing de misdrijven die door de informant kunnen worden gepleegd, en die niet zwaarder mogen zijn dan die welke hij voornemens was te plegen. Deze beslissing wordt in het dossier bedoeld in § 6, derde lid, bewaard.
De magistraat die met inachtneming van dit artikel een informant toelating verleent misdrijven te plegen, blijft vrij van straf.) <W 2005-12-27/34, art. 13, 2°, 046; Inwerkingtreding : 30-12-2005>
(NOTA : bij arrest nr 105/2007 van 19-07-2007 (B.St. 13-08-2007, p. 42941-42954), heeft het Grondwettelijk Hof artikel 47decies, § 7, vernietigd)
Onderafdeling 6. - <Ingevoegd bij W 2003-01-06/34, art. 4; Inwerkingtreding : 22-05-2003> Wettigheidscontrole
Art. 47undecies. <W 2005-12-27/34, art. 14, 046; ED : 30-12-2005> Ten minste om de drie maanden zendt de procureur des Konings alle dossiers, waarin hij toepassing heeft gemaakt van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie en waarin hij besloten heeft niet tot vervolging over te gaan, over aan de procureur-generaal teneinde deze in staat te stellen een controle uit te voeren op de wettigheid van de gebruikte methoden.
De procureur-generaal maakt verslag op van deze controle. Dit verslag handelt tevens over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden in het kader van de uitvoering van straffen of vrijheidsberovende maatregelen in zijn rechtsgebied. Het verslag wordt overgezonden aan het college van procureurs-generaal, dat de globale evaluatie en de statistische gegevens met betrekking tot deze verslagen opneemt in zijn jaarverslag, bedoeld in artikel 143bis, § 7, van het Gerechtelijk Wetboek.
De federale procureur maakt in zijn jaarverslag, bedoeld in artikel 346, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek, de globale evaluatie en de statistische gegevens bekend van de dossiers waarin hij toepassing heeft gemaakt van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie en waarin hij besloten heeft niet tot vervolging over te gaan. Dit verslag handelt tevens over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden in het kader van de uitvoering van straffen of vrijheidsberovende maatregelen voor federale strafdossiers.
Het college van procureurs-generaal voert een controle uit over alle dossiers waarin de informantenwerking overeenkomstig artikel 47decies, § 7, werd toegepast. Daartoe wordt door de procureur des Koning via de territoriale bevoegde procureur-generaal, of rechtstreeks door de federale procureur een omstandig verslag aan de voorzitter van het college van procureurs-generaal overgezonden. Dit verslag wordt overgezonden zodra de toepassing van deze bijzondere opsporingsmethode werd beëindigd. Het college van procureurs-generaal maakt verslag op van deze controle en neemt de globale evaluatie en de statistische gegevens daaromtrent op in zijn jaarverslag, bedoeld in artikel 143bis, § 7, van het Gerechtelijk Wetboek.
(NOTA : bij arrest nr 105/2007 van 19-07-2007 (B.St. 13-08-2007, p. 42941-42954), heeft het Grondwettelijk Hof artikel 47undecies, tweede lid, tweede zin en derde lid, tweede zin, vernietigd)