Het ontslag om dringende redenen veronderstelt het bestaan van een ernstige tekortkoming van een partij en de feiten moeten noodzakelijk als een fout kunnen worden aangemerkt.
De zware fout die een dringende reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vormt, is niet beperkt tot de zware tekortkomingen aan een wettelijke, verordenende of overeengekomen verplichting maar kan ook elke zware gedragsfout zijn die niet zou zijn begaan door een normaal voorzichtig en bedachtzaam werkgever of werknemer.
Artikel 35 van de arbeidsovereenkomstenwet vereist niet dat de ernstige tekortkoming van contractuele aard is en evenmin dat zij ten aanzien van de werkgever is begaan of hem schade berokkend heeft; het is voldoende dat het gedrag van de werknemer kan worden aangemerkt als een tekortkoming die zo ernstig is dat zij de voortzetting van de professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
Het ontslag om dringende reden is de zwaarste sanctie in het ontslagrecht, de rechtbank moet de ingeroepen feiten behoedzaam beoordelen en moet daarbij rekening houden met de concrete en bijzondere omstandigheden eigen aan de zaak.
Krachtens artikel 35 lid 8 van de arbeidsovereenkomstenwet draagt de ontslaggevende partij de bewijslast van de materialiteit van de feiten die als dringende reden worden ingeroepen.
Een vaststaand bewijs van de feiten is vereist. De bewijsvoering mag niet gebaseerd zijn op gewone vermoedens.
De rechten kan zich niet steunen op de feitelijke beweringen die door de tegenpartij worden betwist.
De aanvaarding van dergelijke eenzijdige beweringen, zonder dat deze gestaafd worden door andere gegevens of door vermoedens, miskent de regels van de bewijslast.