Een beschutte werkplaats kan gen aanspraak maken op vrijstelling van onroerende voorheffing.
Om vrijstelling van onroerende voorheffing te verkrijgen op grond van artikel 12 § 1 WIB92 moet voldaan worden aan twee cumulatieve voorwaarden:
1. de belastingplichtige of de bewoner mag geen winstoogmerk nastreven bij de besteding van het onroerend goed;
2. het onroerend goed moet bestendig aangewend worden voor de uitoefening van een in artikel 12 § 1WIB92 vermeld doel.
Waar de belastbaarheid de algemene regel is, en de vrijstelling de uitzondering, komt het in het kader van de betwisting van deze voorwaarden aan de belastingplichtige toe, aan te tonen dat het onroerend goed waarvoor de vrijstelling van onroerende voorheffing wordt gevraagd, aan de wettelijke voorwaarden voldoet.
De vrijstelling voor onderwijs
Het woord onderwijs omvat een didactische werkzaamheid die door de onderwijzende persoon ten behoeve van de onderwezene wordt uitgeoefend (Cass. 11 oktober 1966, Bull, afl. 447, 2114; Cass. 10 januari 1968, Bull., afl. 459,75). Een beschutte werkplaats voldoet niet aan deze voorwaarde.
Op de website www.socialeeconomie.be worden beschutte werkplaatsen als volgt omschreven:
"De beschutte werkplaatsen dienen ernaar te streven om in de eerste plaats de beschikbare arbeidsplaatsen toe te wijzen aan personen met een handicap, met specifieke aandacht voor de zwakke werknemers. Uiteindelijk doel van de beschutte werkplaats is de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap met het oog op hun verbeterde integratie in de maatschappij. De arbeid staat dus centraal". In een beschutte werkplaats worden werknemers aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
Vastgoed van een beschutte werkplaats wordt niet bestemd voor onderwijs, reden waarom de vrijstelling van de onroerende voorheffing op die grond niet kan worden toegekend.
De bestemming als soortgelijke weldadigheidsinstelling
In een arrest van 4 februari 2014 oordeelde het Hof van beroep te Gent dat "de aanwending van het onroerend goed voor een sociale werkplaats, voor de hulp van hulpbehoevende personen, te beschouwen is als de aanwending ervan voor een 'soortgelijke weldadigheidsinstelling'.
Dit arrest werd vernietigd door het arrest van het Hof van Cassatie van 24 april 2015. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de uitzondering op de belasting van de onroerende voorheffing zoals voorzien in artikel 12, § 1 WIB/1992 beperkend moet worden uitgelegd. Het Hof van Cassatie oordeelde dat een sociale werkplaats tewerkstelling verschaft in een beschermde arbeidsomgeving aan bepaalde doelgroepen en bijgevolg een activiteit heeft die verschilt van een instelling die fysieke of geestelijke zorg verstrekt in de zin van artikel 12, § 1 WIB/1992.
Het verschaffen van arbeid tegen betaling van een loon, weze het aan moeilijk te plaatsen werknemers en in een beschermde arbeidsomgeving, kan niet worden beschouwd als het verstrekken van fysieke of geestelijke zorg.
De personen werkzaam in een beschutte werkplaats zijn werknemers in de werkelijke zin van het woord, voor wie het persoonlijk geen verschil maakt of zij in een fabriek of in een sociale werkplaats tewerkgesteld worden, aangezien het geldend werkregime met een onderneming vergelijkbaar is, doch de eventuele minderprestaties worden opgevangen door middel van subsidies en loonlastenverminderingen vanwege de overheid. Het verstrekken van een (begeleide of aangepaste) tewerkstelling kan niet worden beschouwd als het verstrekken van fysieke of geestelijke zorg. De geïntimeerde is een werkgever in de sociale economie en kan niet worden aangemerkt als een soortgelijke weldadigheidsinstelling in de zin van artikel 12, §1 WIB/1992.
Een beschutte werkplaats is geen 'hospitaal, kliniek, dispensarium, rusthuis, vakantiehuis voor kinderen of gepensioneerden' en bevindt zich dus niet in een gelijke situatie.