Bij gebrek aan overeenstemming over de wijze van uitoefening van het ouderlijk gezag kan de bestaande situatie primeren op een nieuwe gevraagde situatie.
Een maatregel die het algemeen belang dient strekt daarom nog niet tot belang van een kind. Op deze gronden kan de vraag van een ouder tot COVID 19 vaccinatie van de minderjarige kinderen worden afgewezen in geval van weigering van de andere ouder.
Overeenkomstig art. 374 Oud BW blijven ouders die niet samenleven, toch het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen. Indien zij geen overeenstemming kunnen bereiken over de huisvesting of over belangrijke beslissingen inzake de gezondheid, opvoeding, opleiding en ontspanning, of de levensbeschouwelijke keuzes, of wanneer dergelijke overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind, kan de rechtbank één van beide ouders met uitsluiting van de andere machtiging om bepaalde beslissingen alleen te nemen, en eveneens bepalen welke beslissingen met betrekking tot de opvoeding alleen met instemming van beide ouders kunnen worden genomen.
Krachtens het verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989 moet het ouderlijk gezag steeds in het belang van de kinderen worden uitgeoefend (zie ook: Cass. AR nr. C.93.0342.N, 11 maart 1994).
Het wettelijke vermoeden, bepaald in art. 373 Oud BW, dat elke ouder wordt geacht te handelen met instemming van de ander, wanneer die ouder alleen handelend een daad van uitoefening van ouderlijk gezag stelt, geldt slechts ten aanzien van derden te goeder trouw, en niet tussen beide ouders.
Dat de wetgever dit vermoeden van instemming van de andere ouder jegens derden zo uitdrukkelijk heeft ingeschreven, impliceert noodzakelijk dat die instemming van de andere ouder ook vereist is.
De rechtbank begrijpt deze regels zo dat ouders in beginsel akkoord moeten zijn vooraleer een bepaalde beslissing wordt genomen die kadert in de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Indien die instemming er niet is, wordt de beslissing in principe ook niet genomen en blijft de situatie zoals ze is. Wel kan de ouder die beslissing wenst, de rechtbank vatten. In dat geval moet worden gemotiveerd en beoordeeld of de beslissing strookt met het belang van het kind.
In concreto wordt een vraag tot COVID 19vaccinatie van de kinderen gesteld door een ouder aan de rechter afgewezen. Doelstellingen van algemeen belang zijn vreemd aan het specifiek belang van een kind.