Krachtens art. 203, § 1 BW dienen de ouders naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Uit deze wetsbepaling volgt dat de ouders moeten instaan voor de kosten nodig voor de zorgen voor de gezondheid van hun kinderen en dat een ouder zijn gepresteerde zorgen voor die gezondheid niet aan zijn of haar kind kan aanrekenen, maar niet dat die ouder die kosten niet zou kunnen recupereren van een verzekering die deze kosten dekt.
Krachtens art. 32, 17° ZIV-wet zijn rechthebbenden op de in titel III, hoofdstuk III van deze gecoördineerde wet omschreven geneeskundige verstrekkingen onder de voorwaarden die ze bepaalt, de personen ten laste van de in 1° tot 16°, 20o en 21° bedoelde gerechtigden.
Krachtens art. 121, § 1 ZIV-wet hebben de gerechtigden omschreven in art. 32, eerste lid, 1° tot 16°, 20° en 22°, voor henzelf en voor de personen te hunnen laste recht op prestaties bedoeld in titel.
Uit deze bepalingen volgt dat de in 1° tot 16°, 20°o en 21° van art. 32 ZIV-wet bedoelde gerechtigden gerechtigd zijn op terugbetaling van de kosten voor geneeskundige verstrekkingen gedaan voor personen te hunnen laste.
De omstandigheid dat de gerechtigde zelf als zorgverstrekker de prestatie levert, doet hieraan geen afbreuk.