Artikel 301, § 7, van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 7 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, in zoverre het niet van toepassing is op de personen die door onderlinge toestemming uit de echt zijn gescheiden vóór de inwerkingtreding ervan, schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag en met artikel 6, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. kopie.
(...)
Artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt :
§ 1. Onverminderd artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de echtgenoten op elk ogenblik overeenkomen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien.
§ 2. Bij gebrek aan overeenkomst zoals bedoeld in § 1, kan de rechtbank in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de behoeftige echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toestaan ten laste van de andere echtgenoot.
De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt.
In geen geval wordt de uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.
In afwijking van artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering kan de rechter in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering toekennen, hierbij rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak. Hij kan het toekennen van deze provisionele uitkering ondergeschikt maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt.
§ 3. De rechtbank legt het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken.
De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde. Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna. De rechter kan indien nodig beslissen dat de uitkering degressief zal zijn en in welke mate.
De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot.
§ 4. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk.
In geval van buitengewone omstandigheden, kan de rechtbank de termijn verlengen, indien de uitkeringsgerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert. In dit geval beantwoordt het bedrag van de uitkering aan het bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken.
§ 5. Indien de verweerder aantoont dat de staat van behoefte van verzoeker het gevolg is van een eenzijdig door deze laatste genomen beslissing en zonder dat de noden van de familie deze keuze gerechtvaardigd hebben, kan hij worden ontheven van het betalen van de uitkering of slechts verplicht worden tot het betalen van een verminderde uitkering.
§ 6. De rechtbank die de uitkering toekent, stelt vast dat deze van rechtswege aangepast wordt aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het basisbedrag van de uitkering stemt overeen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand gedurende welke het vonnis of het arrest dat de echtscheiding uitspreekt, kracht van gewijsde heeft verkregen, tenzij de rechtbank er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de uitkering van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand.
Deze wijzigingen worden op de uitkeringen toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer.
De rechtbank kan nochtans in bepaalde omstandigheden een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toepassen.
§ 7. Zelfs in geval van echtscheiding door onderlinge toestemming, en uitgezonderd indien de partijen in dat geval uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de rechtbank de uitkering verhogen, verminderen of afschaffen in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of door een latere beslissing, indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen het bedrag ervan niet meer aangepast is.
Indien ten gevolge van de ontbinding van het huwelijk, de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen of van de onverdeeldheid die tussen de echtgenoten bestond, aanleiding geeft tot een wijziging van hun financiële toestand, die een aanpassing rechtvaardigt van de uitkering tot levensonderhoud welke het voorwerp was van een vonnis of overeenkomst, gewezen of gesloten vóór de opmaak van de vereffeningsrekeningen, kan de rechtbank eveneens de uitkering aanpassen, tenzij in geval van echtscheiding door onderlinge toestemming.
§ 8. De uitkering kan op elk ogenblik worden vervangen door een kapitaal mits een door de rechtbank gehomologeerd akkoord tussen de partijen. Op verzoek van de uitkeringsplichtige, kan de rechtbank eveneens op elk ogenblik de omzetting in een kapitaal toestaan.
§ 9. De echtgenoten kunnen voor de ontbinding van het huwelijk geen afstand doen van de rechten op een uitkering tot levensonderhoud.
Zij mogen in de loop van de procedure evenwel tot een vergelijk komen over het bedrag van die uitkering, met inachtneming van de in artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek gestelde voorwaarden.
§ 10. De uitkering is niet meer verschuldigd bij overlijden van de uitkeringsplichtige, maar de uitkeringsgerechtigde mag levensonderhoud vorderen ten laste van de nalatenschap volgens de in artikel 205bis, § § 2, 3, 4 en 5, bepaalde voorwaarden.
De uitkering eindigt in ieder geval definitief in geval van een nieuw huwelijk van de uitkeringsgerechtigde of op het ogenblik waarop deze laatste een verklaring van wettelijke samenwoning doet, tenzij de partijen anders overeenkomen.
De rechter kan de onderhoudsverplichting beëindigen wanneer de uitkeringsgerechtigde samenleeft met een andere persoon als waren zij gehuwd.
§ 11. De rechtbank kan beslissen dat in geval de uitkeringsplichtige zijn verplichting tot betaling niet nakomt, het de uitkeringsgerechtigde toegestaan is diens inkomsten of diens goederen die hij overeenkomstig hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsmede alle andere bedragen die hem door derden verschuldigd zijn, in ontvangst te nemen.
Deze beslissing kan worden tegengeworpen aan elke derde, huidige of toekomstige schuldenaar, op grond van de kennisgeving ervan die hen door de griffier gedaan wordt op verzoek van de eiser.
§ 12. De rechtbank die een uitspraak doet inzake een uitkering tot levensonderhoud mag ambtshalve de voorlopige uitvoering van de beslissing bevelen ».