In deze bijdrage geven we de verouderde standpunten weer die destijds werden weergegeven.
Notarissen zijn openbare ambtenaren aangesteld om alle akten en contracten te verlijden waaraan partijen de authenticiteit van overheidsakten moeten of willen doen verlenen, de dagtekening ervan te verzekeren, ze in bewaring te houden en er grossen en uitgiften van af te geven (zie art. 1, eerste lid Wet Notarisambt).
Notarissen zijn (wettelijk) verplicht hun dienst te verlenen wanneer zij daartoe worden verzocht (zie art. 3 Wet Notarisambt).
Ongeacht de aard van hun opdracht (gerechtelijk of niet), staat het notarissen weliswaar vrij om aan de verzoekende partij(en) vooraf een provisie te vragen op hun kosten en erelonen (die pas na de voltooiing van hun taak definitief zullen worden afgerekend). Voor het verlijden van akten akten dienen ze evenwel sinds 1 januari 2023 geprovisioneerd te zijn
Voorheen (dus tot 31/12/2022 kon de eventuele weigering van de daartoe aangezochte partij(en) om deze gevraagde provisie te betalen, in voorkomend geval, de notaris niet ontslaan van zijn voormelde wettelijke verplichting, zoals vervat in art. 3 van de Wet op het Notarisambt.
Geen enkele (wettelijke of reglementaire) bepaling machtigde de notaris immers om zijn (wettelijk verplichte) medewerking te weigeren als hem geen provisie wordt betaald.
Weliswaar diende de notaris een kwijtschrift af te leveren (onder meer) telkens als hij sommen als provisie ontvangt. Maar alvast déze (reglementaire) bepaling liet de notarissen niet toe om hun (wettelijk verplichte) tussenkomst te weigeren als hen geen provisie wordt betaald.
Sinds het cassatiearrest van 24 oktober 2002, leken de notarissen verplicht om, voorafgaandelijk aan het verlijden van om het even welk akte, zich te laten provisioneren voor de aktekosten.
Maar ook deze (zuiver reglementaire) verplichting van latere datum hield géén machtiging in voor notarissen om, indien betaling van de door hen gevraagde provisies werd geweigerd, zich dan maar (prompt) ontslagen te achten van de hierboven vermelde wettelijke verplichting om hun ambt te verlenen, zoals vervat in art. 3 van de Wet op het Notarisambt.
Door de gangbare hiërarchie der normen, kon aan die wettelijke verplichting immers onmogelijk afbreuk worden gedaan door een KB (zie ook art. 159 Gw.), laat staan door een bepaling uit een (louter bij KB bekrachtigd) intern reglement van de eigen beroepsorganisatie van de notarissen zelf.
Aldus werd geoordeeld in de alhier geciteerde rechtspraak van de rechtbank van eerste aanleg te Gent.
Let wel, deze duidelijke lacune werd finaal verholpen: Art 6 11° van de Notaris Wet werd inmiddels gewijzigd door art. 7, 034 van de wet 2022-11-22/06, waardoor een notaris sinds 1 januari 2023 niet langer een een akte mag verlijden zonder geprovisioneerd te zijn.
Uittreksel uit de gewijzigde wet:
Art. 6.<KB213 1935-12-13/30, art. 1> Het is de notaris verboden :
1° (zijn bediening uit te oefenen buiten zijn ambtsgebied, behalve in de in artikel 5, § 2, bedoelde gevallen;) <W 1999-05-04/03, art 4, A), Inwerkingtreding : 01-01-2000>
2° (een kantoor of een [1 antenne]1 te hebben buiten zijn standplaats, behoudens het geval bedoeld in artikel [1 52, § 1 en § 1/1]1;) <W 1999-05-04/03, art 4, B), Inwerkingtreding : 01-01-2000>
3° zich van een stroman te bedienen voor handelingen die hij niet zelf mag verrichten;
4° in de akten die hij verlijdt, zijn klerken te laten optreden anders dan om zich sterk te maken voor een bepaald persoon of ingevolge een algemene of bijzondere schriftelijke lastgeving;
5° in enigerlei hoedanigheid in te staan of zich borg te stellen voor de leningen die hij gelast is vast te stellen;
6° zelf of door een tussenpersoon handel te drijven;
7° zelf of door een tussenpersoon zaakvoerder, gemachtigd bestuurder of vereffenaar te zijn van een [2 nijverheids- of handelsonderneming]2;
8° (zelf of door een tussenpersoon bestuurder te zijn [2 ...]2 van een nijverheids- of handelsonderneming, tenzij hij daartoe vergunning heeft gekregen van de minister van Justitie;) <W 1999-05-04/03, art 4, C), Inwerkingtreding : 01-01-2000>
9° op eigen naam of door een tussenpersoon fondsen die hij in bewaring ontvangen heeft, te eigen bate te beleggen;
10° biljetten of schuldbekentenissen te laten ondertekenen, waarin de naam van de schuldeiser oningevuld is gebleven;
[2 11° een akte te verlijden zonder geprovisioneerd te zijn.]2
De in 7° en 8° vermelde verbodsbepalingen zijn niet van toepassing op de mandaten in verenigingen of instellingen in verband met zijn beroep.
(1)<W 2017-07-06/24, art. 165, 018; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(2)<W 2022-11-22/06, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2023>