Bij ontstentenis van een wettelijke definitie of van uitleg in de voorbereidende werkzaamheden, dient de term 'werving' in zijn normale betekenis te worden begrepen. Die houdt niet in dat de aangeworven persoon daartoe moet worden aangezocht. De loutere vaststelling dat beklaagde(n) en/of bedrijf/bedrijven namens hem/hen de betrokken werknemers in dienst heeft/hebben genomen opdat ze hem/hen en/of hun bedrijf/bedrijven hun arbeidskracht zouden ter beschikking stellen, volstaat om te besluiten dat er sprake is van werving (vergelijk Cass. 8 oktober 2014, RW 2015-16, afl. 27, 1071).
Wat precies onder 'omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid' moet worden begrepen, wordt door de wetgever niet aangegeven. Zulks heeft betrekking op de essentie van de menselijke natuur.
De kwaliteit van het behoren tot de mensheid moet worden gespecificeerd en presenteert zich als de symbolische verzameling van alle gezamenlijke elementen van de mens. Het aantasten van de menselijke waardigheid is dus het 'verlagen' van de menselijke kwaliteit van een persoon of een groep mensen en komt meer bepaald neer op het 'neerhalen' van wat de menselijke natuur karakteriseert, namelijk het lichamelijk en geestelijk vermogen.
Onder lichamelijk vermogen dient te worden begrepen het zich vrij bewegen, het in zijn noden kunnen voorzien, zich verzorgen en andere, m.a.w. de fysieke capaciteit om op vrije en gelijke wijze in zijn essentiële noden te voorzien. Onder geestelijk vermogen dient te worden begrepen het gelijke intellectueel en sociaal mobiliseerbaar vermogen binnen een maatschappij.
Bepaalde arbeidsomstandigheden die als gevolg kunnen hebben dat de betrokken werknemers niet langer in staat zijn om op vrije en gelijke wijze in hun essentiële noden te voorzien, kunnen in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Verschillende elementen kunnen in aanmerking worden genomen om arbeidsomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, vast te stellen. Wat het loon betreft, kan een loon dat kennelijk niet in verhouding staat tot het zeer grote aantal verrichte arbeidsuren, eventueel zonder rustdag, of het (moeten) verstrekken van niet-betaalde diensten worden omschreven als arbeidsomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid. Wanneer het loon lager ligt dan het gemiddeld maandelijks minimuminkomen zoals bedoeld in een (in de Nationale Arbeidsraad gesloten) cao, kan dit voor de feitenrechter een aanwijzing uitmaken voor economische uitbuiting. Er kan ook sprake zijn van arbeidsomstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid wanneer één of meer werknemers werken in een arbeidsklimaat dat kennelijk niet in overeenstemming is met de normen opgelegd inzake welzijn op het werk.
De arbeidsomstandigheden waarmee buitenlandse werknemers in hun thuisland genoegen zouden moeten hebben nemen, zijn uiteraard niet de norm om al of niet te kunnen spreken van een tewerkstelling in strijd met de menselijke waardigheid. Het zijn wel degelijk de Belgische vigerende tewerkstellingsvoorwaarden die ter zake de benchmark uitmaken, waaraan de situatie van de buitenlandse werknemers moet worden getoetst.
In het basismisdrijf mensenhandel is geweld, dwang en/of onvrijheid niet als constitutief bestanddeel voorzien. Bovendien blijkt uit artikel 433quinquies, § 1, 2° Strafwetboek dat de toestemming van de in het eerste lid bedoelde persoon met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting in deze van geen belang is. Het direct of indirect gebruik van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang is slechts een verzwarende omstandigheid voorzien in artikel 433septies, 3° Strafwetboek.
Onder mensenhandel wordt volgens artikel 433quinquies, § 1 Strafwetboek verstaan de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem met als doel 1° de uitbuiting van prostitutie of ander vormen van seksuele uitbuiting, 2° de uitbuiting van bedelarij, 3° het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, 4° het wegnemen van organen in strijd met de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen of van menselijk lichaamsmateriaal in strijd met de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek of 5° of deze persoon tegen zijn wil een misdaad of een wanbedrijf te doen plegen.