Het faillissement is een vorm van collectief en algemeen beslag ten bate van alle schuldeisers. Zoals elk beslag, strekt het ertoe de aanspraken van de opkomende schuldeisers te «realiseren».
Uit het collectief karakter van het faillissementsbeslag (en in mindere mate van het gewone uitvoerend beslag) volgt dat alle schuldeisers die hun rechten nog niet eerder hebben gerealiseerd – d.w.z. verzakelijkt hebben – dit als het ware tegelijkertijd doen. Daardoor komen ze in gelijke rang, behalve in geval van wettelijke reden van voorrang. Daarbij maakt het in beginsel geen verschil uit welke de aard is van de schuldvordering: de regel geldt voor verbintenissen tot geven, tot doen en tot niet-doen.
Bij samenloop bezwaren de bepalingen met zakelijke werking het onroerend goed en zal de koper ze dienen na te leven. Ze kleven aan de goederen, ongeacht in wiens handen ze terechtkomen.
Persoonlijke verbintenissen die de verkoper tegenover hun verkoper zijn aangegaan, dienen bij samenloop niet te worden nageleefd. De houder van dergelijke rechten moet zich tevreden stellen met een (chirografaire) schuldvordering in de boedel. De houder van een persoonlijk recht heeft bovendien in beginsel geen recht op uitvoering in natura door de curator.
Dat volgt uit het gelijkheidsbeginsel tussen schuldeisers. Aanvaarden dat de ene schuldeiser wel uitvoering in natura krijgt en de andere zich tevreden moet stellen met een vordering in de boedel, schendt de paritas-regel .
De overeenkomsten die een recht van voorkeur toekennen of verbieden aan bepaalde personen te verkopen of opleggen tegen een bepaalde prijs te verkopen of het verbod inhouden niet te vervreemden gedurende een bepaalde periode, strekken ertoe om langs obligatoire weg de beschikkingsbevoegdheid van de eigenaar te beperken.
Dergelijke bedingen hebben geen externe werking en dienen uit de verkoopsvoorwaarden te worden geweerd.
Al deze persoonlijke verbintenissen die in zekere zin dus nog kleven aan de boedel, verdwijnen door de samenloop, want indien ze zouden overleven na samenloop, zou dit het beginsel van de gelijkheid van de schuldeisers schenden. Persoonlijke verbintenissen die aangegaan zijn m.b.t. een onroerend goed verdwijnen dan, maar dit is een noodzaak om de gelijkheid van de schuldeisers te realiseren.
Hou er rekening mee dat deze rechtspraak dateert van voor de invoering van boek XX WER inzake het insolventierecht van kracht sinds 1 mei 2018:Dit maakt de rechtspraak daarom niet irrelevant, maar vergt een vergelijkend nazicht met de actuele wetgeving.
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming