Artikel 49, eerste lid, WIB92 bepaalt dat als beroepskosten aftrekbaar zijn de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.
Krachtens artikel 49, tweede lid, WIB92 worden kosten beschouwd als gedaan of gedragen in het belastbare tijdperk wanneer zij in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt.
Bij gebrek aan afwijkende fiscale bepaling, dient het zeker en vaststaand karakter van een schuld of verlies te worden beoordeeld volgens de principes van het gemeen recht.
Krachtens artikel 1234 Oud Burgerlijk Wetboek gaan verbintenissen onder meer teniet door vrijwillige kwijtschelding.
Overeenkomstig artikel 1183 Oud Burgerlijk Wetboek is een ontbindende voorwaarde die welke, bij haar vervulling, de verbintenis teniet doet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan. Zij schort de uitvoering van de verbintenis niet op; alleen verplicht zij de schuldeiser om, ingeval de door de voorwaarde bedoelde gebeurtenis plaatsheeft, terug te geven hetgeen hij ontvangen heeft.
Uit deze bepalingen volgt dat wanneer kwijtschelding wordt verleend van een schuld onder voorbehoud van terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin, de schuld vanaf het ogenblik van de kwijtschelding en zolang de ontbindende voorwaarde van de terugkeer tot beter fortuin zich niet heeft gerealiseerd, als uitgedoofd moet worden beschouwd.
Uit het voorgaande volgt dat het tenietgaan van een schuldvordering door de kwijtschelding van de schuld onder voorbehoud van terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin, vanaf de kwijtschelding een zeker en vaststaand verlies vormt en bijgevolg als beroepskosten aftrekbaar is.
De belastingsplichtige dient geen aanvullend concrete feitelijke omstandigheden aan te tonen die zich gedurende het belastbaar tijdperk hebben voorgedaan en waaruit de effectieve oninbaarheid van de vordering blijkt. Noch dient de belastingsplichtige het definitief karakter van het verlies te bewijzen, of de afwezigheid van beter fortuin.