Een koop-verkoopovereenkomst van een onroerend goed kan volgens deze uitspraak niet bewezen worden middels e-mail. Hoogstens kan een e-mail dienen als begin van bewijs van geschrift mits voldaan wordt aan de voorwaarden die aan het begin van bewijs door geschrift gesteld worden.
Hoewel een verkoopovereenkomst in beginsel tot stand komt door de loutere wilsovereenstemming over de zaak en de prijs (artikel 1583 B.W.), dient het bewijs hiervan te worden geleverd overeenkomstig artikel 1341 e.v. B.W.
Artikel 16 van de Wet van 11 maart 2003 betreffende juridische aspecten van diensten van de informatiemaatschappij bepaalde in haar oude gelding zoals te dezen van toepassing:
" 1 Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.
2 Voor de toepassing van 1, moet in overweging worden genomen dat: aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een opeenvolging van verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn;
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van ofwel artikel 1322, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, ofwel van artikel 4, 4, van de wet van 9 juli 2001 tot vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridische kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt, kan worden voldaan door om het even welk procรฉdรฉ dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.
3 Tevens kan de Koning, binnen achttien maanden die volgen op de inwerkingtreding van deze wet, elke wettelijke of reglementaire bepaling aanpassen die een belemmering zou vormen voor het sluiten van contracten langs elektronische weg en die niet onder de toepassing zou vallen van 1 en 2. De koninklijke besluiten genomen krachtens het eerste lid zijn opgeheven wanneer ze niet bij wet bekrachtigd geweest zijn binnen vijftien maanden na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad."
Artikel 17, 1 van voormelde Wet in de oude versie bepaalde vervolgens: "Artikel 16 is niet van toepassing op de contracten die tot één van de volgende categorieรซn behoren: 1° contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten; ( ... )"
Voormelde Wet werd opgeheven door de Wet van 15 december 2013 en met ingang van 31 mei 2014.
De bepalingen van de Wet van 11 maart 2003 betreffende juridische aspecten van diensten van de informatiemaatschappij waren evenwel nog steeds toepasselijk op onderhavig geding, gelet op het volgende:
De feiten dateren van voor de datum van inwerkingtreding van de opheffing van deze Wet;
Overeenkomstig artikel 2 B.W. beschikt de wet alleen voor het toekomende en heeft zij geen terugwerkende kracht;
Verder zijn de bepalingen van deze Wet letterlijk overgenomen in de artikelen XII.15 en XIl.16 van het Wetboek Economisch Recht ingevoegd bij artikel 3 van de Wet van 15 december 2013 met ingang van 31 mei 2014. Hoewel uit artikel 16 van voormelde Wet volgt dat een geschrift in de zin van artikel 1341 B.W. niet enkel een "papieren" document doch ook een "elektronisch" document zoals een mail mag zijn, voorziet artikel 17, 1° echter in een uitzondering wanneer het gaat om "contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten."
Voor het bewijs van een koopovereenkomst tot overdracht van een onroerend goed, zoals in casu, is met het oog op de toepassing van artikel 1341 B.W. derhalve nog steeds een papieren document vereist.
Nieuwe wetgeving
Ingevolge de wetsaanpassing van 20/09/2018 inhoudende wijziging van art. XII 15 en XII.16 kunnen voortaan alle contracten via elektronische weg afgesloten worden (art. XII 15) .
Aldus zou ook de verkoop van onroerende goederen binnen het raam van voormelde wet elektronisch kunnen gebeuren.
Heel wat contracten zijn onderworpen aan vormvoorwaarden. Welnu deze worden geacht voldaan te zijn voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg op voorwaarde:
• dat wanneer een geschrift vereist is, dit geschrift blijkt uit verstaanbare tekens die op een elektronische drager zijn aangebracht, mits de integriteit ervan is beschermd en mits deze gegevens toegankelijk zijn voor de contractpartijen
• mits de handtekening is voldaan wanneer deze voldoet aan
ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014 (“elektronische handtekening”: gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen);
ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014 (“gekwalificeerde elektronische handtekening”: een geavanceerde elektronische handtekening die is aangemaakt met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen;)
• dat het bewijs van aanvaarding blijkt uit een (éénder welk) procédé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.
Let wel:
In uitzonderlijke omstandigheden (en XII.16 WER) kan de rechter toch oordelen dat het contract niet elektronisch kan tot stand komen en een elektronische overeenkomst als niet gesloten aanzien wanneer de rechter praktische belemmeringen vaststelt voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract.
Een ‘duurzame gegevensdrager’ wordt omschreven als: ‘elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.
Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling.’
Het blijvend probleem van de ondertekening van de e-mail.
Op grond van de vereisten verbonden aan de handtekening vermeld in verordening 910/2014 impliceren dat een klassieke e-mail die niet minstens voorzien is van elektronische gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen, voldoet een klassieke e-mail niet aan deze voorwaarden.
Het bodemattest
Deze wetgeving verandert niet aan de bepalingen inzake de vereisten van het bodemattest.
Uittreksel uit het Wetboek van economisch recht in de versie sinds 20/09/2018:
Art. XII.15.[1 § 1. Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, moet in overweging worden genomen dat :
- [3 aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een geheel van alfabetische tekens of van enige andere verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;]3
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van [3 ofwel artikel 3.10. van verordening 910/2014]3, [2 ofwel van artikel 3.12. van verordening 910/2014]2;
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt, kan worden voldaan door om het even welk procédé dat waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(2)<W 2015-10-26/06, art. 46, 028; Inwerkingtreding : 09-11-2015>
(3)<W 2018-09-20/14, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Art. XII.16.[1 [2 Op voorwaarde dat ze het bestaan van praktische belemmeringen vaststellen voor het vervullen van een wettelijke of reglementaire vormvereiste in het kader van de totstandkoming van een contract langs elektronische weg, kunnen de bevoegde hoven en rechtbanken het artikel XII.15 niet toepassen]2 op de contracten die tot één van de volgende categorieën behoren :
1° contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;
2° contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;
3° contracten voor persoonlijke en zakelijke zekerheden welke gesteld worden door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of beroepsactiviteit;
4° contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/51, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 31-05-2014>
(2)<W 2018-09-20/14, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
Dergelijke overeenkomsten kunnen dus niet bewezen worden aan de hand van elektronische documenten, zoals de uitwisseling van e-mails. 4.5 Elektronische documenten kunnen echter wel gelden als begin van bewijs door geschrift in de zin van artikel 1347 B.W., dat het volgende bepaalt: "
De hiervoor bepaalde regels lijden uitzondering, wanneer er een begin van bewijs door geschrift aanwezig is. Men noemt begin van bewijs door geschrift elke geschreven akte die uitgegaan is van degene tegen wie de vordering wordt ingesteld, of van de persoon door hem vertegenwoordigd, en waardoor het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt."
Een begin van bewijs door geschrift is op zichzelf geen voldoende bewijs van de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen eiser en verweerder. Er dient aanvullend bewijs voorhanden te zijn, dat kan worden geleverd via getuigen, andere geschriften of gewichtige, met elkaar overeenstemmende vermoedens.
zie evenwel www.elfri.be - Artikel - Bepalingen van de elektronische handtekening in het economisch wetboek