In deze zaak stelden de algemene voorwaarden van een keukenbouwer in een artikel 3, afgedrukt op de keerzijde van een door een koper ondertekende bestelbon
"Verbreking/ Annulering - Indien de klant de overeenkomst verbreekt, annuleert of indien de overeenkomst door zijn toedoen definitief geen doorgang kan vinden, is een forfaitaire verbrekingsvergoeding verschuldigd ten bedrage van 30% van het totaalbedrag van de bestelling.
Indien wij zelf de overeenkomst verbreken of annuleren of indien de overeenkomst door ons toedoen definitief geen doorgang kan vinden, is de klant, voor zover deze een consument is, eveneens gerechtigd op een forfaitaire vergoeding gelijk aan 5% van het totaalbedrag van de bestelling."
Artikel VI.2 van het Wetboek Economisch Recht (hierna afgekort "WER" bepaalt dat: "Vooraleer een consument wordt gebonden door een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, of door een overeenkomst bedoeld in artikel VI.66, verstrekt de onderneming de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie, indien die informatie al niet duidelijk is uit de context: ( ... )7° desgevallend, de verkoopvoorwaarden, rekening houdend met de door de consument uitgedrukte behoefte aan informatie en met het door de consument meegedeelde of redelijkerwijze voorzienbare gebruik."
Het komt toe aan de verkoper – keukenbouwer om te bewijzen dat zij de consument die haar showroom bezocht op het ogenblik van de contractsluiting te goeder trouw en behoorlijk heeft geïnformeerd over haar verkoopvoorwaarden.
De verplichting in hoofde van de keukenbouwer om de consument te informeren over haar verkoopvoorwaarden, impliceert dat zij de consument moet voorlichten over zijn rechten en plichten zoals die voortvloeien uit het contract.
Gelet op de zwaarwichtigheid van het verbrekings-/opzegbeding, waarbij de koper de overeenkomst enkel kon annuleren mits betaling van 30% van de prijs, diende de keukenbouwer haar klant uitdrukkelijk te wijzen op deze contractvoorwaarde voordat de overeenkomst werd gesloten. Een enkele verwijzing naar de op de achterzijde van de bestelbon afgedrukte verkoopvoorwaarden van appellante volstaat in de gegeven omstandigheden niet.
Een vergoeding gelijk aan de 30% van de prijs schept een kennelijk onevenwicht tussen de rechten van partijen aangezien appellante slechts een forfaitaire schadevergoeding van 5% verschuldigd is aan de consument indien zij de overeenkomst zelf verbreekt of annuleert.
Ook al zou de keukenbouwer afdoende hebben geïnformeerd over dit beding voordat de overeenkomst werd gesloten, dan nog zou het een onrechtmatig en nietig beding betreffen (art. I.8, 22° WER). Op het ogenblik van de contractsluiting kon immers niet voorzien worden dat bij een verbreking of opzegging van de overeenkomst door de ene of andere partij, de potentiële schade die de verkoper zou lijden 30% bedroeg, terwijl de potentiële schade die de consument zou lijden zich beperkt tot 5% van de prijs.
Zo bijvoorbeeld kan de consument ingevolge of samenhangend met de overeenkomst met de keukenbouwer, andere overeenkomsten hebben afgesloten (bv. met een architect of met een aannemer) waarvan de uitvoering door de verbreking of opzegging van de overeenkomst door de keukenbouwer ook in het gedrang komen, derwijze dat de schade die de consument lijdt een veelvoud van 5% van de totaalprijs kan bedragen.
Artikel 3 houdt een kennelijk onevenwicht in tussen de rechten en plichten van de professionele verkoper en de consument, waar de ene contractant zijn aanspraak op schadevergoeding tot 5% ziet beperkt en de andere tot 30% in geval van verbreking of opzegging van de overeenkomst door zijn medecontractant.
Krachtens artikel VI.2 WER en bij gebrek aan bewijs dat de consument naar behoren en te goeder trouw werd geïnformeerd door de keukenbouwer over artikel 3 van de algemene voorwaarden van de keukenbouwer, kan de consument niet gebonden zijn door dit forfaitaire schadebeding.
Bovendien is dit artikel 3 van de algemene voorwaarden van de keukenbouwer strijdig met artikel I.8, 22° WER, zodat dit beding verboden en nietig is (art. VI.84 WER). De nietigheid van een onrechtmatig beding impliceert dat het betrokken beding, dat door de rechter als onrechtmatig wordt bestempeld, niet gereduceerd kan worden tot hetgeen als toelaatbaar kan worden beschouwd.
Het afschrikkende effect van de nietigheidssanctie verbonden aan een verboden beding in een consumentenovereenkomst, heeft voor gevolg dat de keukenbouwer zich in de concrete omstandigheden van deze zaak niet mag beroepen op het gemeen recht om een schadevergoeding te bekomen van de consument.
Ten slotte maakt de inbreuk op artikelen VI.2 en VI.99 door de keukenbouwer in de concrete omstandigheden van deze zaak ook een inbreuk op artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek uit omdat elke andere, normaal zorgvuldige professionele verkoper in dezelfde omstandigheden geplaatst, de consument erop diende te wijzen dat zij in geval van verbreking of opzegging van de overeenkomst gehouden zou zijn tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding gelijk aan 30% van de totaalprijs.
Een herstel in natura veronderstelt in deze dat geïntimeerde tot betaling van geen enkele vergoeding ten aanzien van appellante gehouden is.