Bij afwezigheid aan duidelijke contractuele bepalingen dient de rechter bij uitlegging van de overeenkomst te proberen de werkelijke partijen te achterhalen.
Men moet in de overeenkomsten immers nagaan welke de gemeenschappelijke bedoeling van de contracterende partijen is geweest, veeleer dan zich aan de letterlijke zin van de woorden te houden (art. 1156 BW). Om de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen te achterhalen, kan de rechter naar de uitvoering kijken die de partijen reeds aan de overeenkomst hebben gegeven voorafgaand aan het geschil.
Dit is een belangrijk element, dat in de praktijk vaak toepassing vindt bij de uitlegging van overeenkomsten (zie, voor meer informatie hierover en voor verwijzingen naar rechtspraak hierover: J. WAELKENS, Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, Intersentia, Antwerpen, 2016, 585- 587).
Het gaat dan om de uitvoering van de overeenkomst voordat er zich een geschil heeft voorgedaan (J. WAELKENS, Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, Intersentia, Antwerpen, 2016, 585-586). De uitvoering in tempore non suspecto weerspiegelt immers de interpretatie die de partijen zelf aan de overeenkomst geven (J. WAELKENS, Interpretatie van overeenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen, Intersentia, Antwerpen, 2016, 586).
Let welHet NBW heeft de interpretatieregels herschreven:
zie dienaangaande
www.elfri.be - Artikel - Interpretatieregels van overeenkomsten in het Nieuw Burgerlijk Wetboek