Art. 5.1. a), van Verordening 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, wordt opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, bepaalt art. 5. 1. b), eerste streepje, van deze verordening dat de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats is in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden.
Verordening nr. 44/2001 is blijkens de punten 2 en 11 van de considerans, gericht op het creëren van eenvormigheid van de regels inzake jurisdictiegeschillen in burgerlijke en handelszaken door middel van bevoegdheidsregels die in hoge mate voorspelbaar zijn. Ter bevordering van het primaire doel van de eenvormigheid van de regels inzake rechterlijke bevoegdheid om redenen van voorspelbaarheid, definieert de verordening nr. 44/2001 dit aanknopingspunt op autonome wijze voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken.
Krachtens art. 5, punt 1, sub b, eerste streepje, van de verordening is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, immers de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden.
De Gemeenschapswetgever heeft, volgens een arrest van het Hof van Justitie van 3 mei 2007, Color Drack, C-386/05, met deze laatste bepaling voor overeenkomsten inzake de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken uitdrukkelijk willen afwijken van een eerdere oplossing, volgens welke de plaats van uitvoering van de litigieuze verbintenissen werd bepaald volgens het internationaal privaatrecht van het gerecht waar het geschil aanhangig was gemaakt.
De Gemeenschapswetgever heeft gekozen voor een plaats die op eenvoudige wijze materieel bepaalbaar was en niet afhankelijk was van bedingen gesloten tussen partijen, namelijk de plaats waar de goederen in werkelijkheid werden geleverd of dienden te worden geleverd.