Inzake de naleving van de informatieplicht, rust de bewijslast omtrent de ingeroepen schending ervan bij de informatieschuldeiser, in casu de kredietnemer en/of de borg. P. bewijst geenszins dat er sprake was van een “culpa in contrahendo” inzake verstrekte informatie in hoofde van de bank.
Een borgsteller kan niet inroepen dat een kredietgever hem niet of onvoldoende zou geïnformeerd hebben over de - beweerd slechte - financiële toestand van de kredietnemer. In beginsel heeft de kredietverstrekker niet de plicht de borg in te lichten over de financiële toestand van de kredietnemer en komt het aan de borg toe om zich te informeren over de solvabiliteit van de hoofdschuldenaar. Wanneer de kredietnemer aan een derde vraagt zich persoonlijk borg te stellen voor zijn verbintenissen tegenover een bank, steunt deze eenzijdige borgstellingovereenkomst, waarbij enkel de borg zich verbindt, op een vertrouwensrelatie tussen de borg en de gewaarborgde, zodat de borg uit deze relatie zijn informatie moet putten.
De verantwoordelijkheid voor de toekenning van het krediet dient beoordeeld te worden, rekening houdend met alle externe omstandigheden en gegevens waarvan de bank kennis had of moest hebben op het ogenblik van de beslissing om het krediet toe te kennen. Gebeurtenissen, die zich nadien hebben voorgedaan en die niet konden voorzien worden op het ogenblik van het toestaan van het krediet, kunnen niet in aanmerking worden genomen. De bankactiviteit gaat noodzakelijk gepaard met risico's, zodat de realisatie van zulke risico's op zich niet volstaat om een fout ten laste van de kredietinstelling te weerhouden.
Wanneer de kredietverstrekker, aan de hand van zijn onderzoek bij de kredietaanvraag vaststelt dat de kredietnemer de verbintenissen uit de aangevraagde kredieten redelijkerwijze niet zal kunnen naleven, gedraagt hij zich onrechtmatig door niettemin het krediet toch toe te kennen, zelfs wanneer hij over voldoende zekerheden beschikt. Een krediet mag niet toegekend worden louter op grond van verleende zekerheden. Doch de enkele omstandigheid dat de kredietinstelling ernaar streeft om haar kredietrisico op afdoende wijze af te dekken door middel van zekerheden, kan op zich niet als een fout worden bestempeld.
Wie beweert dat een krediet ten onrechte werd toegekend, dient de fout van de kredietverstrekker te bewijzen.