In toepassing van artikel 17 Ger.W. kan een rechtsvordering niet worden toegelaten indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft. Alleen de houder van de materiële aanspraken, waarvan de effectuering wordt beoogd heeft de vereiste hoedanigheid in de zin van artikel 17 Ger.W. en kan in rechte optreden (LAENENS, J. e.a., Handboek Gerechteljk Recht, 2016, Antwerpen, Intersentia, nr. 154). De procesbekwaamheid wordt beheerst door het materiële recht (LAENENS, J. e.a., 0.c., nr. 146), in casu het faillissementsrecht.
Artikel 16 Faill.W. (evenzeer op basis van het huidige artikel XX. 110 WER, bepaalt dat de gefailleerde vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring van rechtswege het beheer verliest over zijn goederen, dat aan de curator wordt overgedragen. De buitenbezitstelling impliceert dat alle vermogensrechtelijke handelingen en rechtsvorderingen in de boedel vallen. Indien de vordering derhalve betrekking heeft op een materieel of financieel voordeel zal in principe enkel de curator bevoegd zijn om op te treden. Enkel de curator kan derhalve rechtsvorderingen uitoefenen die de gemeenschappelijke waarborg van de schuldeisers betreffen, bestaande uit het patrimonium van de gefailleerde (BOSSUYT, A., "De curator als procespartij", in X., Faillissement en reorganisatie, II.D.20bis, 6; VREVEN, D., "De bevoegdheid van de vereffenaar om in rechte op te treden", TB.B.R., 1999, 568).
In principe heeft derhalve enkel de curator de vereiste hoedanigheid om hoger beroep aan te tekenen in de zin van de artikelen 1050 en 17 Ger.W. (cfr. DESTERBECK, F., "Enkele fiscale aspecten van het faillissement praktisch nader toegelicht", in X., Faillissement en reorganisatie, IV, 42; VAN CROMBRUGGE, s., "De fiscale aspecten van het faillissement", in X., Faillissement en reorganisatie, IV, 46).
De gefailleerde verliest echter niet zijn rechtspersoonlijkheid. Zo blijft de gefailleerde niettegenstaande de buitenbezitstelling bekwaam om bewarende maatregelen te treffen wanneer de curatoren dit zouden nalaten. In die context behoudt de gefailleerde in principe de bevoegdheid om hoger beroep aan te tekenen tegen een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg in de mate dat zulks slechts gebeurt ten bewarende titel bij stilzitten van de curator. De vordering van de gefailleerde is dan in principe toelaatbaar op voorwaarde evenwel dat de curator het hoger beroep bekrachtigt (