Krachtens de artikelen 443, eerste lid, 2°, en 444, eerste lid, 1°, Wetboek van Strafvordering kan de veroordeelde herziening aanvragen van zijn in kracht van gewijsde gegane veroordeling in criminele of correctionele zaken, onder meer wanneer een getuige die op de rechtszitting gehoord is, naderhand een in kracht van gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens valse getuigenis tegen de veroordeelde.
Wanneer de vernietigde beslissing uitgaat van een correctionele rechtbank, rechtsprekend in hoger beroep, verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar een correctionele rechtbank, rechtszitting houdende in hoger beroep
Het belang van dit arrest resideert niet zozeer in de beslissing tot herziening, die gebaseerd is op de omstandigheid dat een getuige definitief werd veroordeeld wegens valse getuigenis, dan wel in beslissing nopens de bevoegde rechter na verwijzing door het Hof van Cassatie.
Artikel 445, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt inderdaad dat het Hof van Cassatie in dit geval de veroordeling vernietigt en de zaak verwijst ย“naar een hof van beroep of een hof van assisen, zoals in het eerste lid van dit artikel bepaald isย”.
De tekst van artikel 445 Sv. lijkt duidelijk en de verwijzing naar een hof van assisen of een hof van beroep, ook wanneer de vernietigde beslissing een vonnis is van de correctionele rechtbank, was constante rechtspraak van het Hof van Cassatie (R. DECLERCQ, ‘Herziening’, Comm.Straf., nrs. 76 en 103 en de aldaar vermelde rechtspraak).
In de rechtsleer wordt de verwijzing naar een hof van beroep als de regel vooropgesteld door Ph. TRAEST (ย‘De herziening in strafzaken aan herziening toe?ย’, in Amicus Curiae Liber Amicorum Marc De Swaef, p. 393, voetnoot 45) ook wanneer de vernietigde beslissing werd genomen door een correctionele rechtbank en door M. MAHIEU en J. VAN MEERBEECK (ย‘Procédure de révision en matière pénaleย’, in Droit pénal et procédure pénale, pp. 66-67, nr. 94), alsmede door A. SAINT-REMY (ย‘La révision des condamnations pénalesย‘, Les Novelles, Procédure pénale, II, 1, Brussel, 1948, p. 565, nr. 209). Anderzijds maken H.-D. BOSLY, D. VANDERMEERSCH en M-A. BEERNAERT gewag van een verwijzing naar ย‘la juridiction de fond compétenteย’ (Droit de la procédure pénale, La Charte, 2010, 6e editie, p. 1295).
Ondanks de duidelijke tekst van artikel 445 Sv. is het ook constante rechtspraak van het Hof van Cassatie dat indien de vernietigde beslissing uitgaat van een militaire rechtsmacht, de verwijzing diende te geschieden naar het militair gerechtshof en niet naar het hof van beroep of het hof van assisen (Cass. 5 mei 1952, AC 1952, 486 en de aldaar geciteerde rechtspraak; Pas. 1952, I, 558; zie ook R. DECLERCQ, o.c., nr. 105 en de in voetnoot 5 aangehaalde rechtspraak), dit zowel wanneer de vernietigde beslissing uitging van een krijgsraad als van het militair gerechtshof.
Eén van de overwegingen uit het arrest van 5 mei 1952 lijkt ons van belang voor de discussie en luidt als volgt: ‘
Overwegende dat, door als rechtsmacht op verwijzing het hof van beroep aan te duiden en door zodoende gedeeltelijk af te wijken van de regel van verwijzing naar een rechtsmacht van dezelfde aard als degene die de vernietigde beslissing heeft gewezen (Wetboek van strafvordering, artikel 427), de wetgever van 1894 de wil heeft uitgedrukt de zaak te verwijzen naar de hoogste rechtsmacht van wijzen die er kennis kan van nemen, en die, dienvolgens, in laatste aanleg zou beslissenย’ (in het Frans luidt de tekst als volgt: la juridiction de jugement la plus élevée qui eût pu être appelée à en connaître et qui, partant, statuerait en dernier ressort).
Men mag inderdaad niet uit het oog verliezen dat de huidige regeling inzake herziening in strafzaken het resultaat is van de wet van 18 juni 1894 (BS 24 juni 1894) en sindsdien onveranderd is gebleven, terwijl de bevoegdheid ratione materiae van de hoven en rechtbanken wel een grondige evolutie heeft doorgemaakt, met name inzake het toevertrouwen van het verkeerscontentieux aan de politierechtbanken.
Op basis van de hierboven aangehaalde overweging uit het arrest van 5 mei 1952 staat onbetwistbaar vast dat, inzake de berechting van verkeersinbreuken, de correctionele rechtbank, zetelend in hoger beroep, de ย‘hoogste rechtsmacht van wijzen is die er kennis van kan nemen en in laatste aanleg zou beslissenย’, zodat de beslissing van het Hof van Cassatie een teleologische interpretatie geeft aan het artikel 445 Sv. die overeenstemt met de wil van de wetgever.