De (voorafgaande) echtscheidingsovereenkomsten in het raam van een echtscheiding door onderlinge toestemming behelzen een alomvattend vergelijk behelzen met (zoals vaak, zo ook in casu) het karakter van een dading. Het is een geheel van geven en nemen, waarbij enerzijds de zogeheten regelingsakte (in de zin van art. 1287 Ger.W.) en anderzijds de familierechtelijke overeenkomst (in de zin van art. 1288 Ger.W.) hand in hand gaan. Het ene kan moeilijk worden gezien zonder het andere, wat evengoed geldt voor de onderdelen binnenin.
Een EOT met het karakter van een dading sluit principieel verdere betwisting uit. Bij het sluiten ervan verdisconteren de contractpartijen sowieso de risico’s van dwaling en benadeling. Het verbintenissenrecht geldt , maar wordt gestuurd ingevolge het sui-generis-karakter van de overeenkomsten voorafgaand aan een echtscheiding door onderlinge toestemming.
Een schenking van de ex-echtgenoten in een regelingsakte aan de kinderen kan aldus kaderen in een alomvattende context van de bedoelde echtscheidingsovereenkomsten. Dit neemt niet weg dat de schenking een eigen leven begint te leiden in de respectieve rechtsverhoudingen tussen de betrokken partijen. Wanneer binnen deze uiteindelijk verzelfstandigde rechtsverhouding verbintenisrechtelijke problemen opduiken, die gebeurlijk tot herroeping in de zin van de artt. 953 e.v. BW leiden, kan de bijhorende procedure worden gevoerd.
Art. 955 BW verleent de schenker de mogelijkheid de schenking te «herroepen» (ontbinden) indien de begunstigde zich ondankbaar gedraagt. De mogelijkheid tot herroeping (ontbinding) van de schenking wegens ondankbaarheid is de civielrechtelijke sanctie voor een onheuse gedraging van de begunstigde ten aanzien van de schenker.
Art. 955 BW somt de gevallen van ondankbaarheid limitatief op. Ze moeten bovendien restrictief worden geïnterpreteerd. Art. 955, 2° BW behelst een (tweede) reeks gevallen van ondankbaarheid: de mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen.
Art. 955, 2o BW behelst een (tweede) reeks gevallen van ondankbaarheid: de mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen. Mishandeling» duidt niet enkel op fysieke gewelddaden, zoals vrijwillige slagen en verwondingen, maar ook op morele mishandeling. «Misdrijf» duidt op elke als zodanig in het Strafwetboek omschreven handeling, ongeacht de aard van het misdrijf en ongeacht of het misdrijf is gericht tegen de persoon van de schenker dan wel tegen diens vermogen. Een «grove belediging» is iedere gedraging van de begunstigde, die een beledigend of kwetsend karakter heeft en de morele integriteit, eer en waardigheid van de schenker aantast.
Art. 955, 3o BW behelst het (derde) geval dat de begunstigde weigert levensonderhoud te verschaffen aan de schenker. De weigering is slechts een grond tot herroeping (ontbinding) indien zij een onrechtmatig karakter vertoont
De herroeping (ontbinding) is de civielrechtelijke sanctie voor het onbetamelijke gedrag van de begunstigde t.a.v. de schenker. Deze sanctie treedt, in tegenstelling tot de erfrechtelijke onwaardigheid (art. 727 BW), niet van rechtswege in werking. De herroeping (ontbinding) onderstelt een vordering in recht (art. 956 BW), en wel binnen de art. 957 BW bepaalde (verval)termijn van één jaar.
De rechter beoordeelt de ontvankelijkheid van de vordering, de ernst van de ondankbaarheid en de opportuniteit van de eventuele herroeping (ontbinding) die in voorkomend geval terugwerkt, althans tussen de partijen. Bij de beoordeling van de grove belediging dient er gezocht naar een animus iniuriandi. Zonder deze bewezen bedoeling te beledigen kan een belediging als grond voor herroeping dient worden weerhouden.
Bij het inroepen van de weigering tot verschaffing van levensonderhoud als grond tot herroeping, dient de schenker de behoeftigheid en het onvrijwillig karakter ervan te bewijzen.