De (handels)huurder beschikt slechts over een beperkte hernieuwingsmogelijkheid. Hij kan namelijk slechts drie keer (art. 13/handelshuurwet) om een hernieuwing van de huur verzoeken. De drie hernieuwingen moeten worden gerekend vanaf de ingangsdatum van de oorspronkelijke handelshuurovereenkomst,
De drie hernieuwingen zijn dus steeds mogelijk, ook indien de aanvankelijke huur voor meer dan negen jaar werd gesloten (K. Vanhove,
Handelshuur, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 332, nr. 231; A. Pauwels,
Handelshuur in
APR, Brussel, Larcier, p. 1971, 113, nr. 232
in fine). Daarbij moet worden opgemerkt dat een minderheidsopvatting in de oudere rechtsleer uitgaat van een totale duur van 27 jaar met bijgevolg vermindering van de duur van de hernieuwingen (A. Tschoffen en M. Dubru,
Les baux commerciaux, Brussel, Bruylant, 1951, p. 199, nr. 89), welke minderheidsopvatting te dezen niet werd gevolgd.
Krachtens art. 18 Handelshuurwet doet de rechter uitspraak naar billijkheid wanneer de verhuurder en de huurder akkoord gaan over het principe van de huurhernieuwing, maar niet over de voorwaarden waaronder deze plaatsheeft.
waarbij de rol van de vrederechter erin bestaat een redelijke balans te vinden tussen de belangen van de verhuurder en die van de huurder. Dit vonnis geldt als overeenkomst tussen hen en bindt de partijen.
De rechter kan slechts oordelen binnen de grenzen van het aan de rechter voorgelegde geschil, namelijk binnen de grenzen van de door partijen in hun respectieve vraag en antwoord naar voren gebrachte voorstellen.
Alleen de betwiste voorwaarden dienen door de rechter onderzocht, omdat het geschil door de partijen zelf wordt beperkt tot de voorwaarden die ze betwisten bij de hernieuwing, zijnde die welke blijken uit de aanvraag van de huurder, de tegenvoorstellen van de verhuurder en eventueel de andere voorstellen van de huurder.
De rechter kan aldus volgens bepaalde rechtsleer enkel optreden binnen de perken van de onenigheid tussen de partijen. De niet-betwiste voorwaarden vallen buiten de beoordelingsmacht van de rechter, zodat deze blijven bestaan zoals in het vorige contract of zoals vastgelegd in hun gedeeltelijk akkoord. De rechter, kan, indien hij een van de veelvuldige voorwaarden verwerpt, de andere voorwaarden aanpassen om de wederzijdse verbintenissen in evenwicht te brengen.
De rechter te dezen oordeelt aanvaardt deze beperking niet omdat hij meent dat zulks wringt met zijn bevoegdheid om op grond van artikel 18 van de handelshuurwet te oordelen naar billijkheid.
Het verlenen aan de huurder van de mogelijkheid om de handelshuurovereenkomst op te zeggen in geval van leegstand van het huurgoed, zou het inlassen betekenen van een zuiver potestatieve voorwaarde in de hernieuwde handelshuurovereenkomst, namelijk een voorwaarde waarvan de realisatie uitsluitend afhangt van de wil van de schuldenaar, in casu de huurder.
De verhuurders staan daar volledig buiten en hebben daarop geen enkele impact. Het hangt uitsluitend van de huurder af of, en zo ja wanneer, er zich leegstand voordoet. De vervulling van de voorwaarde (het zich voordoen van leegstand) hangt uitsluitend af van de wil van degene die zich verbindt, in casu de huurder, en is daarom een zuiver potestatieve voorwaarde.
De rechter is er niet toe gehouden een nietig verbintenisonderdeel in de hernieuwde handelshuurovereenkomst op te nemen, zelfs in weerwil van het gegeven dat de beide gedingvoerende partijen daarover akkoord gaan.
...volgt verder de beoordeling naar billijkheid over de onderdelen waarover partijen discussie voeren, met tal van verwijzingen naar rechtsleer.