De handgift of schenking van hand tot hand is een schenking van een lichamelijk of onlichamelijk roerend goed waarbij het recht in de titel is geïncorporeerd, en die zich voltrekt door de loutere materiële overdracht animus donandi aan de begiftigde die aanvaardt.
De handgift is een schenking en moet dus in de eerste plaats voldoen aan de constitutieve bestanddelen en grondvereisten van deze rechtsfiguur. Dit betekent dat ook hier de vereisten gelden van verarming van de beschikker en correlatieve verrijking van de begiftigde, de nodige bekwaamheid om te beschikken en te ontvangen, een geldige toestemming, een geoorloofde oorzaak en een dadelijke en onherroepelijke overdracht van de geschonken zaak. Voor de geldigheid van de handgift in het bijzonder worden vier cumulatieve voorwaarden vereist: (1) een materiële overdracht door de schenker van de geschonken zaak aan de begiftigde, dit is de zogeheten traditio; (2) een animus donandi aan de zijde van de schenker; (3) de aanvaarding door de begiftigde en (4) traditio en aanvaarding tijdens het leven van de schenker en de begiftigde.
De vormvereisten van de artt. 893-894 en 931 e.v. BW zijn niet van toepassing. De handgift is geen plechtig contract. Er moet geen geschrift worden opgemaakt. De handgift is bovendien een zakelijk contract, want ze komt tot stand door de afgifte van de geschonken zaak. De functie van de wettelijke vormvereisten wordt bij de handgift overgenomen door het vereiste van materiële overdracht. De schenker wordt op deze manier meteen geconfronteerd met de gevolgen van zijn beslissing. Zoals de vormvereisten bij de schenkingsakte, maakt de materiële overdracht de schenker bewust van de ernst van de rechtshandeling en laat ze er geen enkele twijfel over bestaan wie de nieuwe eigenaar is.
De traditio is de handeling waarbij de schenker zich onmiddellijk en op onherroepelijke wijze van het geschonken goed ontdoet. De begiftigde wordt in het bezit ervan gesteld. Hij krijgt het geschonken goed materieel in zijn macht en kan zich als eigenaar gedragen, terwijl de schenker dit recht verliest. De traditio moet het geschonken goed zelf tot voorwerp hebben of ten minste documenten of andere voorwerpen die de feitelijke macht over het geschonken goed belichamen.
Nochtans is de materiële overdracht van het geschonken goed niet steeds vereist. Zo zou een handgift kunnen plaatshebben zonder overhandiging, met name door omzetting van de titel waarbij het precaire bezit wordt vervangen door een bezit als eigenaar ingevolge de wil van de schenker om het eigendomsrecht over te dragen animo donandi. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen tussen lastgever en lasthebber, zo de goederen zich reeds in het kader van het mandaat in het bezit van deze laatste bevonden.
Zowel de schenker als de begiftigde kunnen bij de traditio worden vertegenwoordigd door een lasthebber. De schenker en de begiftigde kunnen ieder afzonderlijk of samen hun lasthebber aanduiden. Het betreft een bijzonder mandaat, dat echter niet authentiek moet zijn. Wie het bestaan van een volmacht inroept, doorgaans de begiftigde die beweert van een lasthebber te hebben gekregen, moet dit bewijzen.
Uit het beginsel dat de handgift slechts wordt voltrokken door de overdracht van de geschonken goederen volgt noodzakelijkerwijze dat enkel goederen in aanmerking komen waarvan de eigendom door loutere traditio overgaat, zonder verdere formaliteiten, en waarbij dus toepassing kan worden gemaakt van art. 2279 BW. Dit is in principe het geval voor lichamelijke roerende goederen en onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd, zoals bankbiljetten, kasbons en obligaties.
Zodra voor de eigendomsoverdracht andere formaliteiten dan de loutere traditio zijn vereist, is een handgift uitgesloten.
De overdracht moet animo donandi gebeuren. De schenker moet het inzicht hebben een gift te doen aan de begiftigde. Net zoals bij alle andere schenkingen, wordt ook bij de handgift de animus donandi niet vermoed, maar moet hij worden bewezen door degene die hem inroept, hetzij de schenker hetzij de begiftigde. Hij kan niet worden afgeleid uit enkel de traditio. De animus donandi kan wel worden bewezen door de feitelijke begeleidende omstandigheden van de traditio. De animus donandi dient aanwezig te zijn op het moment van de overdracht. Een overdracht met de bedoeling van een latere begiftiging volstaat niet.
De handgift moet door de begiftigde of door zijn gevolmachtigde worden aanvaard. De aanvaarding zelf is aan geen enkele vormvereiste onderworpen en kan zelfs stilzwijgend gebeuren. Zo impliceert het in ontvangst nemen van de geschonken zaak ter gelegenheid van de traditio de aanvaarding. De aanvaarding kan eveneens blijken uit de afwezigheid van protest binnen een korte termijn na ontvangst van het bericht van creditering van de rekening van de begiftigde. De aanvaarding kan slechts plaatsvinden samen met of na de traditio.
Zoals voor alle schenkingscontracten, moeten aanbod en aanvaarding plaatsvinden tijdens het leven van de schenker en de begiftigde. Omdat de aanvaarding noodzakelijkerwijze niet vÙย•óór de traditio komt en gebeurlijk nadien, dient ook deze inter vivos te gebeuren. Deze problematiek komt voornamelijk aan bod zo de handgift niet rechtstreeks tussen de schenker en de begiftigde werd gerealiseerd, maar bijvoorbeeld via een mandataris.
Ook inzake handgiften geldt de algemene regel dat giften niet worden vermoed en dus moeten worden bewezen (in de regel overeenkomstig de artt. 1341 e.v. BW).