Een handgift mag naast de bedoeling om te begiftigen ook een ander doel nastreven. Dit kan bijvoorbeeld een nagestreefde naambekendheid zijn of het bekendmaken van een kunstenaar, het bewaren van een herinnering, het verschaffen van informatie aan de gemeenschap….
Een dergelijke bedoeling is verenigbaar met het essentiële karakter van de handgift. De bij de handgift horende modaliteiten (zoals geëxpliciteerd) en de open gelaten mogelijkheid om die modaliteiten te concretiseren/aan te passen, zijn eveneens verenigbaar met het essentiële karakter van de handgift.
Aldus kan een handgift via een pacte adjoint tot bewijs a posteriori van de (voordien) vormloos gedane handgift met modaliteiten een wederkerig karakter hebben.
De schenkers kunnen zich het recht voorbehouden feedback te krijgen over de verdere bestemming en aanwending van de geschonken voorwerpen (boeken, media kunstvoorwerpen..).
Op die manier gelden er alsdan onderling afhankelijke verbintenissen in het raam van de handgift, zoals geëxpliciteerd in de nadien opgestelde akte.
Handgift middels mandatering is mogelijk.
Daar waar mede in de lijn met artikel 910 BW een meer algemene regel geldt dat de aanvaarding van giften door rechtspersonen met een onbaatzuchtig doel onderworpen is aan een overheidstoezicht (bij wijze van een exequatur of een nihil obstat) en zodoende ook een gift aan een VZW in beginsel machtiging behoeft (art. 16 VZW-wet), geldt een vrijstelling voor handgiften, ongeacht hun waarde.
De overeenkomst die gepaard gaat met zo een schenking kan ontbonden worden in het nadeel van de schenkers waardoor de verplichtingen van de begiftigde taen anzien van de schenker verdwijnen.
Een manifeste wanprestatie van de schenker verantwoordt de ontbinding in rechte met toepassing van artikel 1184 BW (zie omtrent de ontbinding van giften, ongeacht hun vorm, daar waar zij een wederkerig karakter hebben, mede in het licht van art. 1184 BW: R. Barbaix, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 701 e.v., nrs. 830 e.v.; zie ook en vgl. Cass. 2 mei 2002, RW 2002-03, 501, noot A. Van Oevelen; Cass. 16 februari 2009, RW 2011-12, 1843; W. van Gerven en A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 198-202).
De ontbinding van de overeenkomsten en de daarbij bedoelde contractuele relaties werkt in beginsel terug ex tune en meer precies tot bij het aangaan ervan (art. 1183 BW).
De wanprestatie van de schenker kan aldus de hele structuur van de overeenkomste en de daarbij bedoelde contractuele relaties aantasten.
Het beginsel van de terugwerkende kracht kent evenwel praktische beperkingen, inzonderheid daar waar het gaat om overeenkomsten met doorlopende prestaties, die reeds hebben plaatsgevonden en zodoende zijn 'opgebruikt'. In zoverre werkt de ontbinding slechts ex nunc.
In geval van de schenking van specifieke voorwerpen betekent dit dat de voorwerpen die nog in het bezit zijn van de begiftigde dan terugkeren naar de schenker, maar dat de werken die niet meer in het bezit zijn van de begiftigde niet hoeven terug te keren.
Anderzijds moet de schenker in een dergelijk geval de begiftigde vergoeden van het positieve voordeel dat zij de begiftigde door de overeenkomsten/relaties onrechtmatig te fnuiken/blokkeren, hebben ontnomen