Artikel 4.1, b), van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna Rome I-Verordening) bepaalt dat bij gebreke aan rechtskeuze de overeenkomst inzake dienstverlening beheerst wordt door het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft.
Artikel 27 van de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst, hierna Handelsagentuurwet, zoals van toepassing, bepaalt dat onverminderd de toepassing van internationale verdragen die België heeft gesloten, elke activiteit van een handelsagent met hoofdvestiging in België is onderworpen aan de Belgische wet en tot de bevoegdheid behoort van de Belgische rechtbanken.
Artikel 20, derde en vierde lid, Handelsagentuurwet, zoals van toepassing, bepaalt betreffende de berekening van de uitwinningsvergoeding dat rekening wordt gehouden met de gerealiseerde uitbreiding van zaken en de aanbreng van klanten. Deze uitwinningsvergoeding mag niet meer bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding in de voorafgaande jaren indien de overeenkomst minder dan vijf jaar heeft geduurd.
Uit het geheel van deze wetsbepalingen volgt dat de handelsagent met hoofdvestiging in België aanspraak kan maken op de toepassing van de Handelsagentuurwet met betrekking tot de uitwinningsvergoeding bij de beëindiging van de contractuele relatie met de principaal, zelfs indien de agent zijn activiteiten van handelsagentuur niet alleen in België, maar ook in het buitenland uitoefende.
De appelrechter die oordeelt dat de gevorderde uitwinningsvergoeding krachtens artikel 20 Handelsagentuurwet niet beperkt dient te worden tot de zaken die werden bemiddeld op het Belgische grondgebied, maar dat ook rekening kan worden gehouden met zaken die werden bemiddeld in Nederland, verantwoordt zijn beslissing naar recht.
Artikel 20, eerste, derde en vierde lid, Handelsagentuurwet, zoals van toepassing, bepaalt dat de handelsagent na de beëindiging van de overeenkomst recht heeft op een uitwinningsvergoeding wanneer hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, voor zover dit de principaal nog aanzienlijke voordelen kan opleveren. Het bedrag van deze uitwinningsvergoeding wordt bepaald rekening houdend zowel met de gerealiseerde uitbreiding van de zaken als met de aanbreng van klanten. De uitwinningsvergoeding mag niet meer bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding in de voorafgaande jaren indien de overeenkomst minder dan vijf jaar heeft geduurd.
Uit voormeld artikel 20 alsmede uit de parlementaire voorbereiding van de Handelsagentuurwet volgt dat de rechter die het bedrag van de uitwinningsvergoeding bepaalt, rekening mag houden met de bedragen die de handelsagent heeft ontvangen in de relevante periode die zijn eigen kosten vergoeden, voor zover deze kosten niet uitzonderlijk zijn en betrekking hebben op de desbetreffende handelsagentuurovereenkomst.