Een uitzonderlijke omstandigheid dient van aard te zijn elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk te maken.
Een loutere tekortkoming maakt geen grond uit tot opzegging zonder opzegtermijn. De tekortkoming moet van een partij aan haar verplichtingen moet ernstig zijn.
De overeenkomst kan niet meer worden beëindigd zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn, wanneer het feit ter rechtvaardiging hiervan sedert ten minste 7 werkdagen bekend is aan de partij die zich erop beroept.
Alleen de uitzonderlijke omstandigheden of de ernstige tekortkomingen waarvan kennis is gegeven bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij een ter post aangetekende brief, verzonden binnen 7 werkdagen na de beëindiging, kunnen worden aangevoerd ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn. Enkel de redenen aangehaald in deze kennisgeving kunnen bij latere betwisting voor de rechtbank nopens de verbreking op grond van art. X.17 WER weerhouden.
Loutere beweringen of onenigheden laten geen verbreking zonder opzeg toe. Hij die de redenen inroept draagt hiervan de bewijslast. Hierbij kan niet gesteund worden op louter eenzijdige beweringen van een getuige. Alvorens de handelsagentuur eenzijdig te verbreken dien een principaal beweringen en feiten na te gaan.
Het enkele feit dat er op zeker ogenblik tussen de agent en de subagent in de relatie van onderagentuur onenigheid is, maakt op zich geen uitzonderlijke omstandigheid uit die de principaal kan inroepen tegen zijn agent.
Op grond van artikel X.16, § 3 van het Wetboek economisch recht is de partij die de handelsagentuurovereenkomst beëindigt zonder de in § 1, tweede lid, vastgestelde opzeggingstermijn in acht te nemen of zonder een van de in artikel X.17, eerste lid, vermelde redenen aan te tonen, gehouden de andere partij een opzeggingsvergoeding te betalen die gelijk is aan de vergoeding die gebruikelijk is
en overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende deel van die termijn.
Wanneer de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk uit commissies bestaat, wordt de vergoeding berekend op basis van het maandelijks gemiddelde van de commissies verdiend gedurende de 12 maanden die aan de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst voorafgaan of, in voorkomend geval, gedurende de maanden die de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst voorafgaan.
Na de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst heeft de handelsagent immers recht op een uitwinningsvergoeding wanneer hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid. De uitwinningsvergoeding mag niet meer bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de 5 voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding in de voorafgaande jaren indien de handelsagentuurovereenkomst minder dan 5 jaar heeft geduurd.
Wanneer de handelsagentuurovereenkomst een concurrentiebeding bevat, stelt artikel X.22, § 3 WER in dit verband dat het concurrentiebeding ten gunste van de handelsagent een vermoeden dat de agent klanten heeft aangebracht; de principaal kan het tegenbewijs leveren.
Op de uitwinningsvergoeding zijn enkel verwijlinteresten aan de gewone wettelijke interestvoet verschuldigd.
Openstaande facturen dienen vanzelfsprekend ook bij de beëindiging geregeld. Bovendien is de principaal gehouden opgave te doen van de gerealiseerde verkopen na de beëindiging die met voorafgaande tussenkomst van de agent zijn tot stand gekomen..
Bij gebrek hieraan kan de principaal een berekening voorleggen op basis van een vermoeden door vergelijking met vorige jaren.