"Grooming" is de naam van het seksueel misdrijf, strafbaar gesteld in art. 377 quater van het strafwetboek, dat erin bestaat minderjarigen, jonger dan 16 jaar te contacteren en met hen een vertrouwensrelatie op te bouwen in de betrachting om seksueel misbruik mogelijk te maken. Zulks door benadering van deze min 16-jarige waarbij deze wordt bewerkt en gemanipuleerd om normvervagend te handelen waarbij de normen en waarden van deze minderjarige jonger dan 16 jaar in vraag worden gesteld en worden verlegd en diens seksuele en of andere drempels en remmingen worden opzij geschoven of verlaagd.
Het misdrijf grooming veronderstelt dat hierbij gebruik gemaakt wordt van het internet waarbij de seksuele delinquent zijn slachtoffer banaderd om het op een subtiele, geheime en stapsgewijze manier te manipuleren.
Constitutieve vereisten van het misdrijf:
• het slachtoffer is een min-zestienjarige
• een online voorstel tot ontmoeting
• de concretisering van het voorstel tot ontmoeting door handelingen die gericht zijn op het realiseren van de ontmoeting.
• het oogmerk van de dader moet erin bestaan bij de ontmoeting bepaalde seksuele misdrijven te plegen (aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, openbare zedenschennis, ...).
Online grooming" wordt strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar (nieuw artikel 377quater Strafwetboek)
De omstandigheid dat de meerderjarige reeds voordien fysiek contact heeft gehad met de min-zestienjarige sluit het misdrijf niet uit, daar de strafbaarstelling het proces van bewerking beoogt door de meerderjarige van de min-zestienjarige om deze laatste tot een fysieke ontmoeting aan te zetten. Het misdrijf van grooming kan in voorkomend geval dan ook betrekking hebben op een voorstel tot het hebben van een latere fysieke ontmoeting.
Grooming vereist een bijzonder opzet, namelijk het oogmerk om een seksueel misdrijf te plegen, zijnde een misdrijf zoals bepaald in de hoofdstukken V, VI of VII van de titel «Misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid» van boek II Sw. De loutere uitwisseling van sms-gesprekken met een ongepaste toon waarbij een 46-jarige man zijn liefde betuigt tegenover een amper twaalfjarig meisje, bewijst als zodanig niet dat de meerderjarige met het voormelde oogmerk zou hebben gehandeld.
uittreksel uit het strafwetboek:
Art. 377quater. De meerderjarige die door middel van de informatie- en communicatietechnologie aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar een voorstel doet tot ontmoeting met het oogmerk een misdrijf te plegen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar.
"Cyberlokking" is het misdrijf waarbij een minderjarige (of een persoon in kwetsbare toestand zoals door geestelijk gebrek, leeftijd of zwangerschap) via het internet wordt benaderd om bepaalde al dan niet seksuele misdrijven te plegen zie artikel 377quater Strafwetboek. Een seksueel opzet of een bewijs van seksueel opzet is bij cyberlokking niet vereist.
Uittreksel uit het strafwetboek
Art. 433.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 433quinquies, wordt eenieder die een minderjarige of een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, duidelijk was of de dader bekend was,]1 rechtstreeks of via een tussenpersoon, aantrekt of gebruikt om, op één van de in artikel 66 bepaalde wijzen, een misdaad of een wanbedrijf te plegen, gestraft met de straffen bepaald voor die misdaad of dat wanbedrijf, waarvan het minimum van de vrijheidsstraf verhoogd wordt met één maand ingeval het maximum van de bepaalde gevangenisstraf één jaar is, met twee maanden wanneer het maximum twee jaar is, met drie maanden wanneer het maximum drie jaar is, met vijf maanden wanneer het maximum vijf jaar is en met twee jaar in het geval van tijdelijke opsluiting, en waarvan, in voorkomend geval, het minimum van de geldboete verdubbeld wordt.
Het minimum van de in het eerste lid bepaalde straffen wordt nogmaals, en in dezelfde verhouding verhoogd ingeval :
1° de minderjarige jonger is dan zestien jaar, of
2° de persoon bedoeld in het eerste lid misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de minderjarige verkeert, of
3° de persoon bedoeld in het eerste lid, de vader, de moeder of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is, de adoptant, of enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige, of een persoon die hem onder zijn bewaring heeft, of
4° een gewoonte wordt gemaakt van het aantrekken of gebruiken van minderjarigen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen.
Bij cyberlokking is het een verzwarende omstandigheid indien het slachtoffer minder dan 16 jaar is, terwijl bij grooming er enkel sprake is van een misdrijf indien de minderjarige jonger is dan 16 jaar. Verzwarende omstandigheid: indien de minderjarige (jonger dan 16 jaar) online wordt aangezet tot het plegen van bepaalde seksuele misdrijven, (zie artikel 377quater Strafwetboek)
"Cyberlokking" bestaat er dus in om middels het internet minderjarigen of kwetsbare personen via het internet te werven of aan te zetten misdrijven te plegen, waarbij de dader niet noodzakelijk seksuele bedoelingen heeft. Deze bedoelingen kunnen ook bestaan in het aanzetten diefstallen, geweldplegingen, oproer, vernieling, racisme, haat, terroristische rekrutering,
De strafsancties op cyberlokking kunnen zeer hoog oplopen aangezien zij dezelfde zijn als de de straffen bepaald voor die misdaad of dat wanbedrijf waartoe de minderjarige of kwetsbare persoon wordt aangezet [ook al worden deze misdrijven nooit gepleegd] , waarvan het minimum van de vrijheidsstraf verhoogd wordt met één maand ingeval het maximum van de bepaalde gevangenisstraf één jaar is, met twee maanden wanneer het maximum twee jaar is, met drie maanden wanneer het maximum drie jaar is, met vijf maanden wanneer het maximum vijf jaar is en met twee jaar in het geval van tijdelijke opsluiting, en waarvan, in voorkomend geval, het minimum van de geldboete verdubbeld wordt.
Het minimum van de straffen wordt nogmaals, en in dezelfde verhouding verhoogd ingeval :
1° de minderjarige jonger is dan zestien jaar, of
2° de persoon bedoeld in het eerste lid misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de minderjarige verkeert, of
3° de persoon bedoeld in het eerste lid, de vader, de moeder of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is, de adoptant, of enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige, of een persoon die hem onder zijn bewaring heeft, of
4° een gewoonte wordt gemaakt van het aantrekken of gebruiken van minderjarigen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen.
De alhier verder besproken bijdrage in het Rechtskundig Weekblad bespreekt de wet van 14 april 2014 tot wijziging van het Strafwetboek teneinde kinderen te beschermen tegen cyberlokkers:
"Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. In boek II, titel VIII, hoofdstuk III, van het Strafwetboek, wordt een afdeling VIII ingevoegd, luidende "Lokken van minderjarigen op internet met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf".
Art. 3. In afdeling VIII, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel 433bis/1 ingevoegd, luidende :
"Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar wordt gestraft de meerderjarige die door middel van informatie- en communicatietechnologieën communiceert met een kennelijk of vermoedelijk minderjarige om het plegen van een misdaad of een wanbedrijf jegens hem te vergemakkelijken :
1° indien hij zijn identiteit, leeftijd en hoedanigheid heeft verzwegen of hierover heeft gelogen;
2° indien hij de nadruk heeft gelegd op de in acht te nemen discretie over hun gesprekken;
3° indien hij enig geschenk of voordeel heeft aangeboden of voorgespiegeld;
4° indien hij enige andere list heeft aangewend.".
Deze bijdrage bespreekt tevens een tweede wet van 14 april 2014, betreffende de bescherming van minderjarigen tegen benadering met als oogmerk het plegen van strafbare feiten van seksuele aard
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. In boek II, titel VII, hoofdstuk V, van het Strafwetboek, wordt een artikel 377ter ingevoegd, luidende :
"Art. 377ter. In de gevallen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt de minimumstraf van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd ten aanzien van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en deze misdaad of dit wanbedrijf is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk op een later tijdstip de in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel bepaalde feiten te plegen.
In de gevallen bedoeld in artikel 377, vierde tot zesde lid, wordt de verhoging van de minimumstraf bepaald in het eerste lid beperkt in die mate dat deze, toegepast samen met de verhoging van de straffen bepaald in artikel 377bis, niet hoger komt te liggen dan de bepaalde maximumstraf.".
Art. 3. In boek II, titel VII, hoofdstuk V, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 377quater ingevoegd, luidende :
"Art. 377quater. De meerderjarige die door middel van de informatie- en communicatietechnologie aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar een voorstel doet tot ontmoeting met het oogmerk een misdrijf te plegen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar.".
Art. 4. In artikel 382bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en laatst gewijzigd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter".
Art. 5. In artikel 382quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter".
Art. 6. In artikel 458bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, gewijzigd bij de wet van 30 november 2011 en bij de wet van 23 februari 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "392 tot 394".
Art. 7. In artikel 10ter, eerste lid, 2°, van de wet van 18 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en laatst gewijzigd bij de wet van 6 februari 2012, wordt het woord ", 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "en 409".
Art. 8. In artikel 21, derde lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 9. In artikel 21bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 10. In artikel 91bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 10 augustus 2005, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,"
Art. 11. In artikel 92, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 12. In artikel 20, tweede lid, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 13. In artikel 20bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 14. In artikel 9bis, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 15. In artikel 25, § 2, d), eerste streepje, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "377ter, 377quater," ingevoegd tussen het woord "377bis," en het woord "379,".
Art. 16. In artikel 26, § 2, d), eerste streepje, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "377ter, 377quater," ingevoegd tussen het woord "377bis," en het woord "379,".
Art. 17. In artikel 5, § 4, 2°, b), van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, laatst gewijzigd bij de wet van 25 juli 2008, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "392 tot 410,".
Art. 18. In artikel 15, § 1, van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter,".