De notaris heeft de deontologische verplichting zijn ambt te weigeren wanneer hij vaststelt dat de beschikker wilsongeschikt is alhoewel hij niet bevoegd en geschoold is om de gezondheid van geest te beoordelen. De notaris beoordeelt enkel de schijn maar niet de effectieve wilsgeschiktheid van de schenker. De notaris kan tevens niet verplicht worden om bijkomende inlichtingen in te winnen aangezien dit een bijkomende vereiste zou inhouden voor het verlijden van een notarieel testament (zie eveneens W. DELVA, "De verplichte ambtsuitoefening bij het opmaken van notariële testamenten en de notariële tucht", T. Not. 1961, (209) 213).
Hoewel de instrumenterende notaris (per hypothese) geen medische scholing heeft genoten, was er omkadering door een beroepspersoon waarvan toch mag worden verondersteld dat hij zich afzijdig houdt van rechtshandelingen met klinkklaar wilsongeschikte partijen (zoals gesteld in het arrest dat uitspraak deed over het ingesteld beroep tegen dit vonnis: infra). en verder in dit arrest: "
De notaris is een onpartijdige/onafhankelijke openbare ambtenaar, die moeilijk op gelijke voet kan worden geplaatst met een andere derde. Gezondheid van geest/wilsgeschiktheid is overigens een juridisch concept, veeleer dan een medisch concept. De notaris is als juridisch expert derhalve bekwaam om hierover te oordelen. De notaris heeft de deontologische plicht om de gezondheid van geest te beoordelen vooraleer de bedoelde akte te verlijden."
Het gezondheid van geest werd niet omschreven in de wet maar onder dit begrip kan begrepen worden dat men de vrijheid van wil en de helderheid van geest moet hebben en dat de schenker de betekenis en de draagwijdte van zijn daad moet begrijpen en er vrijwillig moet in toestemmen (zie eveneens Brussel 19 mei 2009, AR 2007 AR 3068, www.juridat.be en Gent 13 december 2012, NJW nummer 284, 510}.
Het bewijs van de ongezondheid van geest moet op het ogenblik van de schenking worden geleverd door diegene die de nietigheid van de schenking inroept en dit moet op een ondubbelzinnige, omstandige en precieze wijze worden aangetoond. De gezondheid van geest wordt vermoed en het bewijs van de ongezondheid van geest is een bewijs van feiten die door alle middelen van recht kan worden geleverd (zie eveneens Antwerpen 19 mei 2014, 2013/AR/781, www.juridat.be).
Het bewijs van de ongezondheid van geest moet worden geleverd, zodanig dat er geen enkele twijfel bestaat over die ongezondheid van geest. De ongezondheid van geest moet omstandig met precisie en met uitsluiting van redelijke twijfel worden aangetoond. (zie eveneens Bael, "De gezondheid van geest bij het testament en de schenking, het gebruik van medische attesten en het beroepsgeheim van de arts, met bijzondere aandacht voor de rechtspraak van de laatste 10 jaar'', Tijdschrift voor Notarissen, 2017/4, pg. 294-342).