Om geldig te zijn moet het eigenhandige testament geheel met de hand van de erflater worden geschreven, gedateerd en ondertekend.
Krachtens artikel 970 oud Burgerlijk Wetboek zijn de geldigheidsvereisten van een eigenhandig testament beperkt tot () het eigenhandig geschreven karakter, (2) een datum en (3) een handtekening.
Een en ander geldt op straffe van nietigheid (art. 1001 oud Burgerlijk Wetboek). Het eigenhandig geschrift waarborgt de herkomst van het testament, de oprechtheid ervan, het persoonlijke karakter en de intimiteit waarin het werd opgesteld, zonder tussenkomst van een derde. Het eigenhandig geschrift (in de traditionele zin, met eigenhandige vorming van letters/cijfers, zonder gebruik van mechanische hulpmiddelen) laat toe de testator te identificeren. Het biedt een waarborg tegen eventuele vervalsing, vermits het testament geheel met de hand moet worden geschreven.
Een volledig getypte tekst, zowel naar inhoud als naar datum waarvan enkel de handtekening is 'geschreven' voldoet niet aan de geldigheidsvereisten van artikel 970 oud Burgerlijk Wetboek.
Niettegenstaande de wet geen specifiek schrijfinstrument vereist is wel een handschrift vereist.
Het schrijfinstrument dient eigenhandig door de erflater bediend te worden en dient de eigenhandige bewegingen van de erflater weer te geven, wat tot een gekarakteriseerd geschrift moet leiden.
Het persoonlijk en eigenhandig karakter moet kunnen worden afgeleid uit het geschrift zelf en niet uit extrinsieke elementen, zoals het onderzoek naar wie de computer of de schrijfmachine bediende.
(Devos, S., Art. 970 B.W., X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 36 p. - oktober 2005)
De vereiste van een handgeschreven tekst impliceert in essentie dat erfgenamen toch op het eerste zicht enige zekerheid hebben wanneer zij worden geconfronteerd met een handgeschreven tekst omdat zij alsdan nog de mogelijkheid hebben het geschrift van de testator te identificeren als zijnde ook van hem afkomstig.
Deze vereiste kan niet als louter ouderwets van de hand worden gedaan.
Men mag er immers niet aan voorbij gaan dat met de huidige technologie er dermate manipulaties mogelijk zijn van een op een computer getypte tekst die zelfs door een persoon met enige kennis van informatica niet te detecteren zijn. Het aanvaarden dat aan de vereiste van een handgeschreven testament kan worden voldaan door een getypte tekst zou tot gevolg hebben dat erfgenamen, wanneer zij met dergelijke tekst worden geconfronteerd over geen enkele zekerheid meer beschikken omtrent de herkomst van het testament.
De vereiste van een eigenhandig geschrift, volgens de tekst en de geest van artikel 970 oud Burgerlijk Wetboek, sluit zodoende het gebruik van een computer (en bij uitbreiding van een smartphone, tablet ed) uit.
Wanneer zou worden aanvaard dat een computer e.d. kan worden gebruikt, wordt de poort opengezet naar oneindige betwistingen en procedures omtrent de geldigheid van dergelijke testamenten en dat hierdoor de rechtszekerheid op een onverantwoorde wijze zou worden aangetast.
Het in het licht van de huidige technologie en gelet op de talrijke mogelijkheden tot manipulatie van een dergelijk apparaat, toestaan dat een eigenhandig testament ook kan worden getypt is manifest voor het vertrouwen dat erfgenamen dienen te mogen stellen in een eigenhandig testament.
Het gebruik van een computer kan op geen enkele wijze worden aanzien als een toegestaan gebruik van materiële hulp aangezien dergelijke hulp impliceert dat ook alsdan de hand van de testator nog te onderkennen moet zijn in het geschrift.
Deze zienswijze is geenszins archaïsch. Mogelijks kunnen latere technieken en garanties (o.a. door middel van blockchain) worden ontwikkeld waarbij een zelfde vorm van rechtszekerheid kan worden gecreëerd als via een eigenhandig geschrift, doch dit is vooralsnog niet aan de orde.
Een testator heeft de mogelijkheid om zijn testament met de hand te schrijven onder welke vorm dan ook en met gebruik van allerhande schrijfmiddelen zodat het uitsluiten van een computer geenszins diens vrijheid dermate beknot.
Deze zienswijze verbiedt iemand niet om over zijn goederen te beschikken bij testament, maar maakt de geldigheid van die akte afhankelijk van een aantal voorwaarden ter diening van de rechtszekerheid, waarmee een doelstelling van algemeen belang wordt beoogd.
Het vereisen dat een testament het eigenhandig geschrift betreft van de testator en dit in de traditionele zin, met name met eigenhandige vorming van letters/cijfers, zonder gebruik van mechanische hulpmiddelen, sluit de testeervrijheid niet uit, noch doet dit een bijzondere en buitensporige last wegen op de testator waardoor het billijke evenwicht zou worden verbroken tussen de vereisten van het algemeen belang en de testeervrijheid.