Artikel 1401.5 van het Burgerlijk Wetboek bevat een eigendomsregeling van de lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarin alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen.
Krachtens artikel 1401, 5. Burgerlijk Wetboek zijn eigen, ongeacht het tijdstip van verkrijging, de lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarin alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen.
Uit de tekst van deze bepaling, de plaats ervan in het Burgerlijk Wetboek onder het hoofdstuk “Baten van de eigen vermogens” en de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 1401, 5. Burgerlijk Wetboek een eigendomsregeling bevat van de lidmaatschapsrechten.
Artikel 340, eerste lid Wetboek van Vennootschappen bepaalt dat iedere vennoot om gegronde redenen in rechte kan vorderen dat zijn aandelen worden overgenomen door de vennoten op wie deze gegronde redenen betrekking hebben.
Krachtens artikel 341, eerste lid Wetboek van Vennootschappen veroordeelt de rechter de gedaagde om, binnen de door hem gestelde termijn te rekenen van de betekening van het vonnis, de aandelen tegen betaling van de vastgestelde prijs over te nemen en de eiser om zijn effecten aan de gedaagde over te dragen.
6. De waarde van de aandelen moet, in beginsel, worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt, aangezien het recht op betaling van de prijs van de aandelen ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht.
Bij die raming moet de rechter abstractie maken van zowel de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen als van het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering. Dit houdt in dat indien de rechter in concreto vaststelt dat deze omstandigheden of dit gedrag een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen zoals deze vastgesteld wordt op datum van overdracht, hij de invloed hiervan buiten beschouwing dient te laten. Te dien einde is het de rechter ook toegestaan om als peildatum voor de waardering van de prijs een ander tijdstip in aanmerking te nemen.