Door de beslissing bepaalde medeverbondenen van de gefailleerde het voordeel te laten genieten van de verschoonbaarheid die aan de gefailleerde is toegekend, wijkt de wetgever af van het burgerlijk vermogensrecht volgens hetwelk “alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, [...] degenen die deze hebben aangegaan, tot wet [strekken]” (art. 1134, 1ste lid van het Burgerlijk Wetboek) en “ieder die persoonlijk verbonden is, [...] gehouden [is] zijn verbintenissen na te komen, onder verband van al zijn goederen, hetzij roerende, hetzij onroerende, zo tegenwoordige als toekomstige” (art. 7 van de hypotheekwet van 16 december 1851).
Dergelijke afwijkingen van de regels van het burgerlijk recht zijn slechts verantwoord in zoverre zij het mogelijk maken te voorkomen dat sommige medeverbondenen van de gefailleerde op discriminerende wijze worden behandeld, maar zij gaan niet zo ver dat zij verantwoorden dat een bevrijding wordt verleend aan alle personen die zich aansprakelijk hebben gesteld voor de schulden van de verschoonde gefailleerde of dat zij een algemeen uitstel van betaling vereisen in afwachting dat het faillissement wordt afgesloten.
Ook al is loonoverdracht geen middel van tenuitvoerlegging in de technische betekenis van het woord, toch kan de tenuitvoerlegging ervan, net zoals een loonbeslag en binnen dezelfde grenzen als een loonbeslag overeenkomstig artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek, leiden tot de betaling van een bedrag door de echtgenoot die, op grond van artikel 82, 2de lid van de faillissementswet, zou kunnen worden bevrijd ingevolge de verschoonbaarheid die de gefailleerde daarna zou genieten.
De echtgenoot van de gefailleerde heeft geen enkele mogelijkheid om de beslissing over de verschoonbaarheid te bespoedigen, in tegenstelling tot de stellers van een persoonlijke zekerheid.
De verschoonbaarheid die achteraf aan de gefailleerde zou worden toegekend, kan niet tot gevolg hebben dat de echtgenoot van zijn verplichtingen wordt ontslagen indien intussen een in kracht van gewijsde gegane beslissing de loonoverdracht heeft bekrachtigd.
Aldus is het niet redelijk verantwoord is de toepassing van artikel 24bis niet toe te staan in het geval waarin de echtgenoot zich niet kosteloos borg heeft gesteld in de zin van de artikelen 72bis en 80 van de faillissementswet en een loonoverdracht heeft toegestaan.
– Artikel 24bis van de faillissementswet van 8 augustus 1997 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet voorziet in de opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de echtgenoot van de gefailleerde.
– Artikel 24bis van de faillissementswet van 8 augustus 1997 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet van toepassing is op de uitvoering van een overeenkomst van loonoverdracht toegestaan door de echtgenoot van de gefailleerde.
Hou er rekening mee dat deze rechtspraak dateert van voor de invoering van boek XX WER inzake het insolventierecht van kracht sinds 1 mei 2018:Dit maakt de rechtspraak daarom niet irrelevant, maar vergt een vergelijkend nazicht met de actuele wetgeving.
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
actuele wetgeving:
Art. XX.118. [
1 Na hetzelfde vonnis kan een roerende of onroerende rechtsvordering of een
middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen niet voortgezet, ingesteld of aangewend worden dan tegen de curatoren. De rechtbank kan de gefailleerde niettemin als tussenkomende partij toelaten.
De beslissingen die worden gewezen omtrent de rechtsvorderingen voortgezet of ingesteld tegen de gefailleerde persoonlijk, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.]
1 ----------
(1)
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.119. [
1 Alle
gedingen met betrekking tot de boedel, aanhangig op datum van het faillissement, waarin de gefailleerde betrokken is, worden van rechtswege geschorst tot aangifte van de schuldvordering is gedaan. Zij blijven geschorst tot na het registreren van het eerste proces-verbaal van verificatie, tenzij de curator de gedingen hervat in het belang van de boedel.
Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt aanvaard, worden de voormelde hangende gedingen zonder voorwerp ten aanzien van de boedel.
Indien de aldus ingediende schuldvordering in het eerste proces-verbaal van verificatie wordt betwist of aangehouden ten aanzien van de boedel, dan wordt de curator verondersteld de hangende gedingen te hervatten, minstens voor de beslechting van het betwiste of aangehouden gedeelte.]
1 ----------
(1)
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.120.[
1 § 1.
Alle beslagen gelegd vóór het vonnis van faillietverklaring worden geschorst. Indien evenwel de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende goederen voor dat vonnis was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt die verkoop voor rekening van de boedel. Wanneer het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curatoren, en na de oproeping van [
2 de ingeschreven of geregistreerde hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser]
2 bij gerechtsbrief ten minste acht dagen voor de zitting, uitstel of afstel van de verkoop toestaan.
Indien voorafgaand aan dit vonnis, de beschikking gewezen overeenkomstig de artikelen 1580, 1580bis en 1580ter van het Gerechtelijk Wetboek, niet langer vatbaar is voor het verzet bedoeld in de artikelen 1033 en 1034 van hetzelfde Wetboek, kunnen de verkoopverrichtingen na uitvoerend onroerend beslag eveneens voor rekening van de boedel worden voortgezet.
Wanneer het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curator, en na de oproeping van [
2 de ingeschreven of geregistreerde hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser]
2 bij gerechtsbrief ten minste acht dagen voor de zitting, uitstel of afstel van de verkoop toestaan. De curator dient de notaris belast met de verkoop van het goed schriftelijk te informeren van zijn verzoek tot uitstel of afstel. Dit verzoek tot uitstel of afstel van de verkoop is niet langer ontvankelijk na de aanmaning gedaan aan de beslagene overeenkomstig artikel 1582 van het Gerechtelijk Wetboek.
De werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot uitstel of afstel, zijn ten laste van de boedel, indien de rechter-commissaris het uitstel of het afstel van de verkoop toelaat. In dat geval zal de notaris de verkoop moeten opschorten of er afstand van moeten doen indien voldaan is aan volgende cumulatieve voorwaarden:
- een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
- en deze laatste stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot.
De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag is bestemd voor de betaling [
2 van deze kosten]
2.
§ 2. In geval van beslag gevoerd tegen meerdere schuldenaren waarvan slechts één failliet werd verklaard, wordt de gedwongen verkoop van de roerende of onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag naargelang het geval. Na betaling van de hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, stort de notaris het saldo van het gedeelte van de verkoopprijs dat aan de gefailleerde toekomt, aan de curator. Deze storting is bevrijdend net zoals de storting gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.]
1 ----------
(1)
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)
2018-04-15/14, art. 234, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.121. [
1 Alle middelen van tenuitvoerlegging strekkende tot betaling van de schuldvorderingen gewaarborgd door een roerende zekerheid of bijzonder voorrecht op de roerende goederen die tot de failliete boedel behoren, worden geschorst tot aan de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen, behoudens alle maatregelen tot bewaring van recht en het door de eigenaar verkregen recht om verhuurde onroerende goederen weer in bezit te nemen. In dit laatste geval houdt de bij dit artikel bepaalde schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging van rechtswege op ten voordele van de eigenaar.
Wanneer evenwel het belang van de boedel het vereist en op voorwaarde dat een tegeldemaking van de roerende goederen kan worden verwacht die de bevoorrechte schuldeisers niet benadeelt, kan de rechtbank op verzoekschrift van de curatoren, na de betrokken bijzonder bevoorrechte schuldeiser bij gerechtsbrief te hebben opgeroepen, de schorsing van de tenuitvoerlegging bevelen en dit voor een maximumtermijn van een jaar te rekenen van de faillietverklaring.]
1 ----------
(1)
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
volgt hierna het besproken arrest: