Het oude artikel 380 §1, 4° van het Strafwetboek (zoals van kracht voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 21 maart 2022) voegt een zelfstandig misdrijf in.
Het misdrijf bestaat uit de exploitatie van iemand anders prostitutie, wanneer dit geschiedt op een andere wijze dan die welke omschreven worden bij de bepalingen van artikel 380 §1, 1°, 2° en 3° Sw.
Door de toevoeging ‘op welke manier ook' heeft men in wezen een ‘pass-partout' - bepaling ingevoegd.
De toestemming van het slachtoffer om zich te prostitueren is in dit verband onbelangrijk.
Bovendien is het bij de beoordeling van het misdrijf irrelevant of de dame in kwestie voorheen reeds actief was in de prostitutie of niet.
Vereist is wel dat er sprake is van "exploitatie".
Wanneer de rechter vaststelt dat er bijvoorbeeld rechtstreeks of onrechtstreeks een financieel voordeel gehaald wordt uit de prostitutie van het meisje en er in wezen een bron van inkomsten van gemaakt wordt, kan hij wettelijk weerhouden dat de beklaagde de prostitutie exploiteert.
Het misdrijf van exploitatie van prostitutie bestaat van zodra vast staat dat er gelden worden afgeroomd van de prostituee en de exploitant hoofdzakelijk op haar inkomsten leeft, ongeacht het feit of de persoon met de prostituee samenleeft of met haar gehuwd is.
Hierbij dient wel voor ogen gehouden te worden dat de wetgever een onderscheid wenst te maken tussen diegene die de prostitutie van een persoon exploiteert en diegene die samenwoont met een prostituee waardoor hij een niet strafbaar economisch voordeel geniet (Gedr. St. Kamer, zitt. 1993-1994, nr.1381/6, 15).
Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand in het kader van zijn huwelijk of het samenleven, inbrengen aanvaardt die voortkomen uit het door zijn vrouw dankzij haar prostitutie verworven spaargeld.
Het is de feitenrechter die oordeelt of er sprake is van de specifieke exploitatie van een prostituee.
Samen met de eerste rechter is ook het hof van oordeel dat uit het strafonderzoek onvoldoende vaststaande en objectieve elementen kunnen worden gepuurd om te besluiten dat er in hoofde van de beklaagde meer is dan het - door hem gekend - gegeven dat hij bij zijn verblijf in België als vaste partner van J mede van diens opbrengsten uit haar prostitutie activiteiten heeft geleefd.
Dit louter ‘meeprofiteren' van de inkomsten van zijn partner kan niet worden aanzien als de uitbuiting van J.
Let wel (update):
De wet van 21 maart 2022 met betrekking tot het seksueel strafrecht decriminaliseert het sekswerk en voorziet in een aantal bepalingen met betrekking tot sekswerkers. Klik hier voor de krachtlijnen van deze wet.
Wettelijke bronnen:
Wet houdende wijzigingen aan het Strafwetboek met betrekking tot het seksueel strafrecht (klik hier)
Uittreksel uit het strafwetboek: Misdrijven tegen de seksuele integriteit, het seksueel zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden: (klik hier)