Een schenking wordt niet vermoed maar dient bewezen.
Een schenking vereist een intentie tot vrijgevigheid (animus donandi) ook deze dient bewezen en wordt niet vermoed.
De aanwezigheid van deze intentie of dit inzicht is een feitenkwestie, zodat het bewijs mogelijk is door alle middelen van recht.
Deze intentie tot vrijgevigheid kan niet worden afgeleid uit een overschrijving, aangezien een overschrijving per definitie een neutrale rechtshandeling is.
Het gegeven dat er tussen de verrijkte en de verarmde een familiale relatie bestaat volstaat niet als bewijs voor de intentie tot vrijgevigheid. Het is bijgevolg niet relevant dat de begiftigde de broer was van de schenker (in casu beschermde persoon).
Het feit dat het bewuste overschrijvingsorder werd ondertekend door de beschermde persoon doet aan het voorgaande geen afbreuk, aangezien deze order (een standaard - vooraf door de bank opgesteld - document) geen enkele melding maakt van een vrijgevigheidsintentie, zulks nog los van de vraag naar de geestesgesteldheid van de beschermde persoon.
Ook de gedragingen van partijen of de manier waarop deze hebben gehandeld na de geldtransfer (waarvan de verrijkte inroept dat het een schenking betreft) kunnen in aanmerking worden genomen als bewijs van het al dan niet bestaan van de animus donandi: in dat verband zij opgemerkt dat de volmachten van de begiftigde op de bankrekening van de schenker (beschermde persoon) korte tijd na de bewuste geldtransfer werden ingetrokken/herroepen, terwijl bv. ook geen testament werd opgemaakt in het voordeel van de begiftigde.
Die begiftigde kan evenmin een dienend argument putten uit het gegeven dat hij begunstigde was van een levensverzekering, aangezien deze door de schenker (beschermde persoon) als verzekeringsnemer zelf werd afgekocht. Hierdoor was de begunstiging reeds "ingetrokken" nog voor de bewuste overschrijving plaatsvond.
Uit de volmacht aan de schenker kan deze laatste evenmin een dienend argument putten: het verlenen van een volmacht of lastgeving impliceert immers per definitie dat de lasthebber handelt in naam en voor rekening van de lastgever, aan wie alle rechtshandelingen gesteld door de lasthebber worden toegerekend. Dit heeft als zodanig niets vandoen met enige vrijgevigheid van de lastgever aan het adres van de lasthebber. Omdat schenkingen niet worden vermoed is de kwalificatie als "schenking" niet afdoende bewezen zolang er twijfel kan bestaan over deze kwalificatie (zie ook o.a.: Antwerpen 3 december 2014, RW 2015-16, 666).
Besluitend moet worden vastgesteld dat de animus donandi, ontbreekt..