In het licht van art. 8 E.V.R.M., artt. 22 en 29 G.W. en art. 2 W.V.P., meent de Rechtbank dan ook dat er moet vanuit gegaan worden dat elke privé-communicatie beschermd wordt door het grondrecht op privacy. Privé-communicatie is geheim. Geheim is wat niet door derden behoort te worden gekend. In beginsel betekent dit dat de inhoud van een communicatie-bericht, zoals brief, fax, telefoon, e-mail, niet mag worden bekendgemaakt aan derden, tenzij alle deelnemers
hiermede akkoord gaan.
De Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (kortweg W.V.P.), stelt in art. 2 dat: «Iedere persoon heeft bij de verwerking van persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer».
De commissie voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer is van oordeel geweest dat de W.V.P. toepasselijk is op de materie van het opnemen van gesprekken. Uit de toepassing van die wet wordt afgeleid dat bedrieglijke, oneerlijke of onrechtmatige opnames verboden zijn en dat geheime of verborgen methodes zonder enige vorm van openbaarheid of kenbaarheid onrechtmatig zijn.
De commissie vestigde er in haar advies van 14 december 1993 op het ontwerp van wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het beluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-communicatie en -telecommunicatie de aandacht op dat het beluisteren en kennis nemen van privé-communicatie dikwijls een vorm van «verwerking» is, zoals bedoeld in art. 2 van de Wet van 8 december 1992 (te vinden via www.privacy. fgov. be). Er is sprake van een «verwerking» zodra de opname en de bewaring van de communicatie op een gestructureerde wijze plaats vinden. Het is slechts het beluisteren van geïsoleerde boodschappen zonder structuur die het moet mogelijk maken ze later terug te vinden, dat aan de wet ontsnapt. In dit verband valt alvast niet te loochenen dat eiseres niet heeft geluisterd naar een « geïsoleerde boodschap» die ze nadien niet meer kon terug vinden, maar dat zij integendeel tot twee keer toe een telefoongesprek heeft opgenomen met de duidelijke bedoeling het later te gebruiken.
In het licht van art. 8 E.V.R.M., artt. 22 en 29 G.W. en art. 2 W.V.P., meent de Rechtbank dan ook dat er moet vanuit gegaan worden dat elke privé-communicatie beschermd wordt door het grondrecht op privacy. Privécommunicatie is geheim. Geheim is wat niet door derden behoort te worden gekend. In beginsel betekent dit dat de inhoud van een communicatie-bericht, zoals brief, fax, telefoon, e-mail, niet mag worden bekendgemaakt aan derden, tenzij alle deelnemers hiermede akkoord gaan. Het registreren en aanwenden van communicatie betekent op zich een inmenging in het recht op privacy
De heimelijke opname van een telefoongesprek door de gesprekspartner is niét verenigbaar met het verdrag en maakt een schending uit van het recht op eerbiediging van het privé-leven. Bovendien is er naar het oordeel van de Rechtbank sprake van een schending van artt. 22 en 29 G.W en 2 W.V.P.