Wanneer het noodzakelijk is voor het beheer van de boedel, dit is wanneer de voortzetting van de overeenkomst gesloten door de failliet de vereffening van de boedel belet of abnormaal bezwaart, kan de curator een einde maken aan een door de failliet gesloten lopende overeenkomst, zelfs wanneer door die overeenkomst rechten worden verleend die aan de boedel tegenwerpelijk zijn; het loutere feit dat de goederen hierdoor een mindere verkoopwaarde hebben, verhindert op zich beschouwd niet de normale afwikkeling van het faillissement (1). (1)
Zie de (andersluidende) schriftelijke conclusie van advocaat-generaal Dubrulle, die ook strekte tot cassatie, doch op grond van het eerste onderdeel van het cassatiemiddel, houdende vragen naar de bevoegdheid van de curator om overeenkomsten van de gefailleerde, inzonderheid beheerst door dwingende wetsbepalingen, te beëindigen, alsook de draagwijdte van dit laatste begrip.
zie art. 46 faillissementswet
Art. 46. (§ 1.) Na hun ambtsaanvaarding beslissen de curators onverwijld of zij de overeenkomsten die gesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring en waaraan door dat vonnis geen einde wordt gemaakt, al dan niet verder uitvoeren. <W 2005-07-15/38, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 11-08-2005>
De partij die de overeenkomst met de gefailleerde heeft gesloten, kan de curators aanmanen om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen. Indien geen verlenging van termijn is overeengekomen of indien de curators geen beslissing nemen, wordt de overeenkomst geacht door toedoen van de curators te zijn verbroken vanaf het verstrijken van deze termijn; de schuldvordering van de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens de niet-uitvoering, wordt opgenomen in de boedel.
Indien de curators beslissen de overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht, ten laste van de boedel, op de uitvoering van de verbintenis in zoverre zij betrekking heeft op prestaties geleverd na het faillissement.
(§ 2. Indien bij de stopzetting van de activiteiten, met name naar aanleiding van het vonnis van faillietverklaring, de curators uitdrukkelijk of stilzwijgend hun wil te kennen geven de bestaande arbeidsovereenkomsten te beëindigen, zijn zij niet verplicht de bijzondere formaliteiten en procedures te vervullen die van toepassing zijn op de beëindiging van die overeenkomsten.
Indien de curators, met het oog op de gehele of gedeeltelijke voortzetting of de hervatting van de activiteiten, nieuwe arbeidsovereenkomsten sluiten met de in het vorige lid bedoelde contractanten, genieten die laatsten de formaliteiten en procedures die van toepassing zijn op de overeenkomsten die werden beëindigd gedurende de tijd waarin de activiteiten werden voortgezet.
Na de faillietverklaring en vóór de sluiting van de vereffening van het faillissement, hebben de curators de mogelijkheid de ontslagen werknemers, met toestemming van de rechter-commissaris, een voorschot toe te kennen dat gelijk is aan de verschuldigde bezoldigingen en vergoedingen, en dat niet hoger mag liggen dan 80 % van het in artikel 19, 3°bis, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 bedoelde bedrag.) <W 2005-07-15/38, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 11-08-2005>