De kwijtschelding van schulden is in principe een persoonlijke exceptie die niet ten gunste komt van de borg.
Voorts komt de kwijtschelding toegestaan aan de hoofdschuldenaar in het raam van een minnelijke aanzuiveringsregeling de persoonlijke borg niet noodzakelijk ten goede. Deze laatste wordt beschermd door art. 1675/16bis Ger.W., dat een volkomen autonome (van de bevrijding van de hoofdschuldenaar onafhankelijke) bescherming aan de persoonlijke borg verleent.
Voormelde bescherming van art. 1675/16bis Ger.W. geldt echter niet voor de zakelijke borg, omdat één van de grondvoorwaarden van art. 1675/16bis Ger.W. is dat het gaat om een natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld.
De zakelijke borg kan zich in het raam van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling evenmin beroepen op art. 1287 BW, aangezien voormeld wetsartikel uitdrukkelijk bepaalt dat wordt uitgegaan van een context van een “kwijtschelding bij overeenkomst” en een dergelijke context niet aanwezig is in het raam van een gerechtelijk aanzuiveringsplan.
Overigens moet worden beklemtoond dat de zakelijke borg tot waarborg van de door de hoofdschuldenaar aangegane schuld enkel een onroerend goed als zekerheid aanbiedt en zijn risico derhalve beperkt is tot het verlies van dat goed. Hij wordt geacht de draagwijdte van een dergelijke verbintenis te begrijpen om reden dat deze bij authentieke akte wordt aangegaan. Het notarieel verlijden van deze akte vormt een waarborg voor de zekerheidsteller dat hij zich bewust is van de inhoud van zijn verbintenis. De tussenkomst van de notaris die een gespecialiseerd openbaar ambtenaar is, wiens taak het is advies en informatie te verstrekken aan de personen die rechten of verplichtingen putten uit de notariële akte van zekerheidstelling, moet de zekerheidsteller beschermen tegen de nadelige gevolgen van technisch ingewikkelde akten waarvan hij de precieze gevolgen niet juist zou inschatten. Er is met andere woorden een wezenlijk verschil tussen een dergelijke zakelijke zekerheidsteller en de persoon die zich met heel zijn vermogen garant stelt voor de naleving van de (financiële) verplichtingen van de hoofdschuldenaar.
Uit wat voorafgaat volgt dat niet kan worden aangenomen dat de kwijtschelding van schulden verleend aan de hoofdschuldenaar in het raam van een minnelijke aanzuiveringsregeling doorwerkt naar de zakelijke borg. Er kan immers niet van worden uitgegaan dat die reeds bij het aangaan van de verbintenis van borgsteller meer beschermde zekerheidsteller (cf. supra in verband met de totstandkoming van de hypotheek bij authentieke akte met tussenkomst van de notaris) zich eenvoudigweg zou kunnen beroepen op het bestaande art. 1287 BW om het voordeel van de bevrijding te verkrijgen, terwijl voor de meer kwetsbare persoonlijke zekerheidsteller een aparte wettelijke regeling diende te worden uitgewerkt om tot hetzelfde resultaat te komen.
Samenvattend dient dan ook te worden besloten dat noch in het raam van een minnelijke, noch in het raam van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling de zakelijke borg ipso facto zich kan beroepen op de bevrijdende werking van de kwijtschelding van schulden ten aanzien van de hoofdschuldenaar-verzoeker.
Hieruit volgt dat de kwestie van de al dan niet bevrijdende werking ten gunste van de zakelijke borg in geval van kwijtschelding van schulden aan de hoofdschuldenaar, voor de NV K.B. geen gegrond motief is om over te gaan tot het uitlokken van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
De vroegere wetgeving op de hypothecaire kredietverlening werd sinds 29/04/2014 opgenomen in het WER (wetboek van economisch recht).
Deze wetgeving zal uitwerking hebben vanaf 1 december 2016.
Voor een rechtstreekse link naar de relevante bepalingen in het WER
klik hier Voor een rechtstreekse link naar het integrale zeer omvangrijke WER
klik hier