De Belgische rechter is bevoegd kennis te nemen van een vordering tot staking voor daden gesteld vanuit het buitenland via een buitenlandse website die zich richt tot Belgische consumenten, ook al is deze site ook toegankelijk voor andere dan Belgische gebruikers.
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
Een vordering van die betrekking heeft op de inhoud van een website van voor zover deze niet louter toegankelijk is voor de Belgische consument, maar integendeel specifiek op hem is gericht, heeft een voldoende aanknopingspunt om te kunnen besluiten dat de Belgische rechtbanken rechtsmacht hebben om kennis te kunnen nemen van de vordering.
Krachtens artikel XVII.1 van het Wetboek economisch recht stelt de voorzitter van de rechtbank van koophandel het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dit wetboek.
Krachtens artikel VXII.7, 1° wordt deze vordering ingesteld op verzoek van de belanghebbenden.
Dit begrip moet worden begrepen als een verwijzing naar de algemene toelaatbaarheidsvoorwaarde vervat in de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek. Immers, in artikel VXII.7 van het Wetboek economisch recht voegt de wetgever een aantal bijzondere categorieën toe, die in normale omstandigheden geen vorderingsrecht zouden hebben. Door een categorie van “belanghebbenden” toe te voegen, benadrukt de wetgever dat deze “bijzondere” categorieën slechts aanvullend zijn en geen afbreuk doen aan de algemene regels.
Krachtens artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek kan de rechtsvordering niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.
De procespartij die voorhoudt titularis te zijn van een subjectief recht heeft, ook al wordt het betwist, immers belang en hoedanigheid om de vordering in te stellen. Het onderzoek naar het bestaan of de draagwijdte van het ingeroepen subjectief recht betreft dus niet de toelaatbaarheid, maar de gegrondheid van de vordering.