Echtgenoten gaan in de regel alleen maar tot de borgstelling over voor de eenmanszaak van hun echtgenoot of voor de vennootschap die hun echtgenoot bestuurt, omdat zij met de handelaar/natuurlijke persoon of de zaakvoerder gehuwd zijn. Dit sluit aan bij de wettelijke verplichting tussen echtgenoten, om bij toepassing van artikel 213 van het burgerlijk wetboek elkaar hulp en bijstand te verlenen.
Deze wettelijke verplichting laat niet toe, om meteen tot een indirect voordeel te besluiten die de ex-echtgenote zou halen uit haar borgstelling in het voordeel van de handelszaak, die haar ex-echtgenoot uitbaatte.
De borgstelling kan van onderhoudsplichtige familieleden kan evenzeer in de zin van vervulling van onderhoudsplicht aanzien worden en is principieel kosteloos.
Men stelt zich in de regel borg zonder een voordeel uit de borg zelf te kunnen halen. Meer zelfs de borg is een risico en dus nadeel voor de borgsteller die in de regel geen vergoeding of ander voordeel bekomt. Het krediet zelf en de participatie van de financiële instelling in het risico is daarentegen wel het voordeel. De aanvaarding van dit risico houdt voor de bank in dat ze voldoende in de zaak gelooft om krediet te verlenen en hier winst door interesten op te bekomen. Ze gaat bij de kredietverstrekking uit dat de zaak zal slagen en dat ze dus geen beroep dient te doen op de borg. Indien het slecht afloopt kan de kredietgever zich tot de borg wenden en alsnog winst opstrijken. De borgsteller daarentegen is de verliezer. Zelfs wanneer hij bv. als zaakvoerder, bestuurder, vennoot borg stelt, doet hij dit kosteloos. Hij gelooft rotvast in de zaak, zo zeker is hij dat hij zijn vermogen eraan wil verbinden. Dit is voor de betrokkene geen vergoeding, maar een last, misschien roekeloos of afgedwongen door de bank, maar zeker geen vergoeding. Wanneer de betrokkene verdiensten hoopt te ontvangen als werknemer, zaakvoerder, bestuurder, zullen deze inkomsten nooit van de borgstelling komen maar van de exploitatie van de zaak zelf, van zijn arbeid, van het door de bank geïnvesteerde geld.
Dat de bank het krediet niet zou verleend hebben zonder de borgstelling maakt nog niet dat de borgstelling niet kosteloos was, door de lening afhankelijk te stellen van een borgstelling, bekwam de borgsteller geen vergoeding. Indien het krediet geweigerd zou worden, zat de borgsteller in een betere situatie dan bij borgstelling, waardoor de borg voor de borgsteller een nadeel uitmaakt in plaats van een voordeel. De borgstelling wordt ook in de positieve kredietcentrale genoteerd, waardoor zijn kredietmogelijkheid vermindert.
Om de kwijtschelding van de echtgenote als borg te weigeren dient de rechtbank vast te stellen of de echtgenote direct of indirect voordeel uit de borgstelling zelve heeft gehaald, dat niet de directe tegenprestatie zou geweest zijn van de arbeidsprestaties van haar echtgenoot en beide huwelijkspartners zelve, precies door de borgstelling en dankzij de borgstelling - ofwel rechtstreeks of indirect enig economisch voordeel hebben gehad.
De faillietverklaring van de handel bewijst meteen een verhoopt uitgestelde vermogens-aangroei of inkomen die de kredietverstrekking had kunnen opleveren en dit bovenop het verlies van de eigen middelen, de echtgenoten. mogelijks hebben ingebracht, om te voorzien in de geldbehoeften van de handelszaak.