In de teneur van de oude artikelen 1207 Gerechtelijk wetboek was het gebruikelijk om bij de communicatie van de staat van vereffening-verdeling door de notaris-vereffenaar een (gebeurlijk vooraf onderling afgesproken) dagstelling te bepalen waarop de (minstens behoorlijk vertegenwoordigde) deelgenoten aanwezig dienden te zijn teneinde met toepassing van het oude artikel 1219 Ger.W. hetzij een proces-verbaal tot sluiting van de notariële werkzaamheden (oud art. 1219, § 1 Ger.W.) hetzij een proces-verbaal van bezwaren (oud art. 1219, § 2 Ger.W.) te redigeren.
Bij gebrek aan (suppletieve) wettelijke termijnregeling (zoals die met de Wet van 13 augustus 2011 is geconcretiseerd voor de diverse fasen van het verloop van de gerechtelijke vereffening-verdeling) konden de deelgenoten in de regel (schriftelijk) bezwaren aanbrengen tot en met de datum van de dagstelling.
Thans, zo ook in casu, gelden inzonderheid (1) de artikelen 1217-1218 Ger.W. voor de instaatstelling van de gerechtelijke vereffening-verdeling en (2) artikel 1223, § 1, vierde lid Ger.W. wat betreft de termijn om bezwaren aan te brengen.
Krachtens artikel 1223, § 1, vierde lid Ger.W. beschikken de partijen/deelgenoten, behoudens andersluidend akkoord, over een termijn van een maand vanaf de dagtekening van de aanmaning om aan de notaris-vereffenaar en de andere partijen/deelgenoten hun bezwaren met betrekking tot de staat van vereffening-verdeling in de zin van artikel 1214, § 7 Ger.W. schriftelijk mee te delen (en, in voorkomend geval, hun opmerkingen met betrekking tot het eindverslag van de deskundige die tot die bezwaren aanleiding hebben gegeven, te laten kennen).
Het gaat om een vervaltermijn
Het verschil tussen het 'oude' en het 'nieuwe' (proces)recht inzake gerechtelijke vereffening-verdeling bren gt mee dat de partijen thans niet meer worden uitgenodigd om te verschijnen voor de notaris-vereffenaar om hun bezwaren te kennen te geven.
De samenkomst op het notariskantoor werd vroeger gezien als een laatste kans om alsnog een globaal akkoord te bereiken over de vereffening-verdeling.
Thans kunnen de bezwaren enkel nog schriftelijk te kennen worden gegeven zodat in voorkomend geval een ontmoeting op het notariskantoor niet meer hoeft.
Het gegeven dat de notaris-vereffenaar in briefwisseling data voorstelt 'voor het formuleren van de beweringen en zwarigheden', waarop verdere communicatie volgt, impliceert geen andersluidend akkoord in de zin van het toepasselijke artikel 1223, § 1, vierde lid Ger.W.
Het gegeven dat de notaris-vereffenaar in briefwisseling de staat van vereffening-verdeling overmaakt aan de partijen en hun respectieve advocaten met het oog op 'lezing' van de staat en het 'noteren' (dan wel het 'uiten' of 'doen optekenen') van eventuele bezwaren op het notariskantoor op een gestelde datum impliceert evenmin een andersluidend akkoord in de zin van het toepasselijke artikel 1223, §1, vierde lid Ger.W.
Dit soort communcatie van de notaris kan niet gelezen als zouden de partijen in onderling akkoord zijn afgeweken van de in artikel 1223, §1, vierde lid Ger.W. bedoelde vervaltermijn om (schriftelijk) bezwaren te maken. Evenmin brengt deze coimmuncatie mee dat de partijen bezwaren kunnen maken tot en met de datum waarop dze partijen uitnodigt op diens kabinet.
Een door de notaris gestelde datum voor een bijeenkomst ten kantore behelst niet meer dan een afspraak tot dagstelling in de zin van artikel 1223, §1 Ger.W. met het oog op redactie van hetzij een proces-ver verbaal tot sluiting van de notariële werkzaamheden met toepassing van artikel 1223, § 2 Ger.W. hetzij een proces-verbaal van bezwaren met toepassing van artikel 1223,§ 3 Ger.W. en dus geen (stilzwijgend laat staan uitdrukkelijk) akkoord behelst tot afwijking van de in artikel 1223, § 1, vierde lid Ger.W. bedoelde vervaltermijn om (schriftelijk) bezwaren te maken.