Een handgift komt tot stand door loutere afgifte. Hierdoor kan een handgift enkel geschieden voor lichamelijk roerende goederen of onlichamelijk roerende goederen waarvan het recht is geïncorporeerd in de titel.
3 essentiële voorwaarden:
• overhandiging of traditio
• lichamelijk roerende goederen of onlichamelijk roerende goederen waarvan het recht is geïncorporeerd in de titel.
• bewijs door een geschrift na de traditio
Het schriftelijk bewijs van het bestaan van een handgift wordt geleverd middels een door de schenker en de begunstigde ondertekend geschrift, dat de overhandiging met het inzicht om te schenken, van de zaak aan de begiftigde vaststelt, evenals de aanvaarding ervan door de begiftigde. Deze geschriften dien vanzelfsprekend gedateerd en ondertekend nadat de schenking tot stand kwam, dus na de wilsovereenstemming én de overhandiging van de gift.
De gebruikelijke werkwijze bestaat uit twee aangetekende brieven, één van de schenker, één van de begiftigde, die, samen gelezen, op ondubbelzinnige wijze de rechtsgeldige totstandkoming van de handgift, aantonen. Deze werkwijze wordt algemeen aanvaard als bewijs van de handgift, o.a. tegen de fiscus omdat door deze werkwijze de datum van de handgift worden bewezen zonder een beroep te moeten doen op de registratie waardoor de heffing van een registratierecht of schenkingsrecht wordt vermeden.
Ten aanzien van derden, vreemd aan de schenkingsovereenkomst, is het bewijs van een schenking vrij (in die zin: Luik 9 januari 2007, JT 2007, 278; Gent 28 oktober 1994, T.Not. 1996, 496, noot J. Rens). De handgift en de verdoken schenking zijn niet onderworpen aan de vormvoorschriften van art. 931 e.v. BW (in die zin: Cass. 31 januari 1867, Pas. 1967, I, 159; Cass. 6 mei 1853, Pas. 1853, I, 336; Rb. Mechelen 5 maart 2008, T.Not. 2008, 80).
Op de handgift en de vermomde schenking zijn enkel de grondvereisten voor de geldigheid van een schenking van toepassing, en de ontdekking van een dergelijke schenking leidt er enkel toe dat de grondregels inzake giften van toepassing zijn en dat erfrechtelijke correcties eventueel op deze giften moeten worden doorgevoerd (in die zin: Cass. 29 april 2010, Pas. 2010, 1320; Luik 9 januari 2007, JT 2007, 278; R. Barbaix en B. Verdickt, “De ontdekking van de vermomde schenking. Het Hof van Cassatie bevestigt de klassieke opvatting”, T.Not. 2011, 439-457).