Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
Bepalingen inzake persoonlijke borg en mogelijkheid tot kwijtscheldingHOOFDSTUK 7. [
1 - Schuldeisers en borgtochten]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 1. [
1 - Medeschuldenaars, persoonlijke zekerheden en borgen]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.175. [
1 Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en XX.176, strekt de
kwijtschelding niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.176.[
1 De natuurlijke persoon die zich persoonlijk
kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, kan, na het openen van de procedure, een verzoekschrift neerleggen voor de insolventierechtbank strekkende tot gehele of gedeeltelijke bevrijding van haar verbintenis wanneer het bedrag van de zekerheid, bij het openen van de procedure, kennelijk niet in verhouding is tot haar terugbetalingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van haar roerende en onroerende goederen en inkomsten.
De verzoeker
vermeldt in zijn verzoekschrift:
- zijn identiteit, beroep en woonplaats;
- de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
- de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
- de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
- het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
- de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
- elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het faillissementsdossier kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
Het vonnis dat de bevrijding van de verzoeker beveelt, wordt [
2 ingevoegd tussen het woord]
2 bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen te stellen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 241, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.177. [
1 De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en eveneens gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.178. [
1 Voor de
faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.179. [
1 Wanneer de
houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.180. [
1 De medeschuldenaar of de borg die de gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot bevrijding van de gefailleerde betaald heeft.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 2. [
1 - Pandhoudende schuldeisers en schuldeisers bevoorrecht op roerend goed]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.181. [
1 De curatoren kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris, te allen tijde het pand ten bate van de failliete boedel inlossen door betaling van de schuld.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.182. [
1 Ingeval de curatoren het pand niet inlossen en de schuldeiser het verkoopt voor een prijs die de schuldvordering te boven gaat, wordt het meerdere door hen geïnd. Bedraagt de prijs minder dan de schuldvordering, dan treedt de pandhoudende schuldeiser voor het ontbrekende op als gewone schuldeiser in de boedel.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.183. [
1 Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, worden het loon, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, van die wet, en de in het loon begrepen vergoedingen die aan dezelfde personen verschuldigd zijn wegens beëindiging van hun dienstbetrekking, ongeacht of die beëindiging voor of na de faillietverklaring plaatsheeft, onder de bevoorrechte schuldvorderingen opgenomen met dezelfde rang en ten belope van dezelfde bedragen als het voorrecht dat aan dezelfde personen wordt toegekend bij artikel 19, 3° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>