De materiële bevoegdheid van de Rechtbank wordt bepaald naar het onderwerp van de vordering, zoals dit blijkt uit de dagvaarding
Aangezien de materiële bevoegdheid van de Rechtbank de openbare orde raakt, moet de Rechtbank ambtshalve onderzoeken of ze ratione materiae bevoegd is om kennis te nemen van de vordering.
De politierechtbank neemt kennis, ongeacht het bedrag, van alle vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval, zelfs indien het zich heeft voorgedaan op een plaats die niet toegankelijk is voor publiek.
De vordering van de eisende partij en de tussenkomende partij is geen vordering tot vergoeding van schade maar de negatie ervan, een vordering tot het afwijzen van elke aansprakelijkheid en elke vergoeding van schade.
De vraag stelt zich - vaststellende dat de onderliggende gebeurtennis een verkeersongeval is dat schade met zich meebracht - of een vordering tot het afwijzen van elke aansprakelijkheid en elke vergoeding van schade voor een verkeersongeval valt onder hetgeen in artikel 601bis Wb. is bepaald.
Uit de tekst van art. 601bis en de geschiedenis van de wet van 11 juli 1994, waarbij die wetsbepaling in het Gerechtelijk Wetboek werd ingevoerd, blijkt dat de wetgever de politierechtbank bij uitsluiting bevoegd heeft willen maken om kennis te nemen van de geschillen betreffende de vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval
Of de vordering tot het afwijzen van elke aansprakelijkheid en elke vergoeding van schade naar aanleiding van een verkeersongeval een geschil is dat toelaatbaar is of niet, heeft geen weerslag op de aard van het geschil dat hoe dan ook te maken heeft met de vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval en derhalve onder de uitsluitende bevoegdheid van deze rechtbank valt.
De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van het geschil.
Het ligt voor de hand dat vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval waarvoor deze rechtbank bevoegd is, ook toelaatbaar zijn. De daarmee samenhangende vorderingen tot het beslechten van de aansprakelijkheid voor een verkeersongeval waaruit de schade waarvoor vergoeding wordt gevorderd is ontstaan, zijn eveneens zonder meer toelaatbaar.
De vordering die er louter toe strekt de wederpartij aansprakelijk te stellen, een rechtsvordering voortvloeiend uit een misdrijf die niet tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade strekt, kan niet voor de strafgerechten worden gebracht. Bovendien moet de door een misdrijf veroorzaakte schade waarvan de vergoeding voor de strafrechter wordt gevorderd, actueel en vaststaand zijn. Als het aangevoerde nadeel toekomstig en onzeker is, kan de partij die een dergelijk nadeel aanvoert geen ontvankelijke rechtsvordering tot schadevergoeding instellen.
Het recht van een bij een ongeval betrokken partij om omtrent de schadelijke gevolgen van het onderliggende verkeersongeval een vordering tot schadevergoeding in te stellen kan niet worden beperkt, laat staan worden ontnomen door het optreden van een andere partij op een ogenblik dat die andere partij daartoe geen rechtmatig, actueel, reeds verkregen en dadelijk belang heeft verworven. Dit onaantastbaar recht in hoofde van een potentiële schadelijder kan hem of haar niet ontnomen worden en is een fundamenteel grondrecht.
Een partij heeft er zelf geen enkel reeds verkregen en daadwerkelijk belang bij om te horen zeggen dat een ander partij het recht op het vorderen van vergoeding van schade dient ontnomen te worden. De vordering om te horen zeggen dat zij onder geen beding aansprakelijk zijn en dat een verwerende partij elke (toekomstige) vordering in rechte van vergoeding wegens schade ongegrond dient te worden verklaard, is niet toelaatbaar.
Van openbare orde is datgene wat in het privaat recht de juridische grondslagen bepaalt waarop de economische of morele orde van de maatschappij berust.
In de context van art. 806 Ger.W. is het inwilligen van een kennelijk voorbarige vordering, kennelijk in strijd met een grondrecht in hoofde van een verstekmakende partij, strijdig met de openbare orde.
De rechter bij verstek die vaststelt dat het inwilligen ervan strijdig is met de openbare orde moet de vorderingen van de verschijnende partij afwijzen