Aangezien de materiële bevoegdheid van de politierechtbank van openbare orde is, moet de rechtbank haar materiële bevoegdheid, ook in een geding op tegenspraak, ambtshalve onderzoeken.
Dat de politierechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de regresvordering van de verzekeraar op basis van dronkenschap, is voldoende gekend en hoeft hier niet uiteengezet te worden. De vraag rijst evenwel naar de bevoegdheid van deze rechtbank voor de tegeneis. De tegenvordering is een terugvordering op basis van onverschuldigde betaling.
Op basis van art. 601bis Ger.W. neemt de politierechtbank kennis van vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval. Een dergelijke vordering tot vergoeding van schade is gebaseerd op een verbintenis uit een misdrijf of oneigenlijk misdrijf of, bij eigen schadeverzekering of regres en dergelijke, op een contractuele basis. De terugvordering van de onverschuldigde betaling vloeit evenwel voort uit een quasi-contract of oneigenlijke overeenkomst.
L. en S. Fredericq (Handboek van Belgisch Handelsrecht, Brussel, Bruylant, 1976, II, nr. 128) definiëren de oneigenlijke contracten als geoorloofde en vrijwillige handelingen waaruit, buiten alle overeenkomst van partijen, verbintenissen ontstaan.
De vordering beoogt te dezen niet de vergoeding van de door het ongeval ontstane schade, maar gaat terug op het oneigenlijke contract dat de onverschuldigde betaling doet ontstaan.
Het oneigenlijke contract is een zelfstandige verbintenis, waarvan de oorzaak niet te vinden is in de aanleiding van de gedane (onverschuldigde) betaling, maar in die betaling zelf.
Derhalve is voor de terugvordering van die onverschuldigde betaling de politierechtbank in principe niet bevoegd (Pol. Gent 28 juli 2005, TGR 2005, 336; Pol. Brugge 2 april 2007 en Arrondrb. Brugge 8 juni 2007, T.Pol. 2008, 55, RW 2007-08, 1164; Arrondrb. Antwerpen 3 mei 2011, RW 2011-12, 1091).
Art. 563 Ger.W. zegt niets over tegenvorderingen ingesteld voor de politierechtbank, zodat de politierechtbank in principe enkel bevoegd is voor tegenvorderingen die strekken tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval (haar normale bevoegdheid) of voor tegenvorderingen inzake tergend en roekeloos geding (Arrondrb. Mechelen 28 februari 2007, T.Pol. 2007, 165).
Er mag echter niet voorbijgegaan worden aan art. 565, derde lid Ger.W.: de materiële bevoegdheid van de politierechtbank is een exclusieve bevoegdheid (Pol. Gent 11 september 1995, T.Vred. 1995, 249, Verkeersrecht, 96/46). Daarenboven zijn de hoofd- en tegeneis samenhangend, omdat zij de beoordeling van hetzelfde regresrecht vergen en er derhalve een risico op tegenstrijdige beslissingen is bij afzonderlijke berechting. Gelet op art. 566, eerste lid Ger.W. blijft deze rechtbank, gelet op haar exclusieve bevoegdheid voor de hoofdeis, derhalve bevoegd voor de gezamenlijke hoofd- en tegenvorderingen.
De rechtbank ziet derhalve geen reden om een ambtshalve middel van onbevoegdheid voor de tegeneis op te werpen, maar moest dit ambtshalve onderzoeken.
3. De door het Hof van Cassatie thans bepaalde maximalistisch ingevulde taak van de rechter t.a.v. de invulling van het beschikkingsbeginsel brengt voor de rechter de plicht mee, zowel in een geding op tegenspraak als bij verstek, ambtshalve de middelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die worden aangevoerd tot staving van de eis (S. Rutten, “Verstek en verzet in burgerlijke zaken herbekeken” in J. Rozie, S. Rutten en A. Van Oevelen (eds.), Verstek en verzet in burgerlijke zaken en strafzaken, nationaal en Europees, Antwerpen, Intersentia, 2012, p. 1, nr. 12, met de aldaar geciteerde cassatierechtspraak).
De vorderingen worden duidelijk gesteld (daarin speelt de rechtbank geen rol), maar eiseres beperkt zich inzake de tegenvordering op basis van onverschuldigde betaling tot het verwijzen naar een (beweerde) verbintenis. De rechtbank moet bij haar beoordeling betreffende de gestelde hoofd- en tegenvorderingen wel een grondiger analyse maken die de rechtbank zal beperken tot de limieten van wat en hoe er gevorderd wordt.
contra: Arrondissementsrechtbank West-Vlaanderen 16/12/2016 RW 2017-2018, 513, met oordeel dat de politierechter niet bevoegd is voor regresvorderingen