Wanneer een beklaagde wordt vervolgd wegens valsheid en het gebruik van het valse stuk, begint de verjaring van de strafvordering voor wat betreft beide misdrijven eerst te lopen vanaf het laatste gebruik; het gebruik duurt voort, zelfs zonder nieuw feit van de dader en zonder zijn herhaalde tussenkomst, zolang het door hem beoogde doel niet volledig is bereikt en zolang de hem verweten oorspronkelijke handeling, zonder dat hij zich er tegen verzet, het nuttig gevolg blijft hebben dat hij ervan verwachtte.
De strafrechter bepaalt onaantastbaar de datum of de tijdsperiode van de door hem omschreven strafbare gedraging, die de verwijzingsbeslissing bij hem heeft aanhangig gemaakt; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.
Indien de bij een strafrechter met een verwijzingsbeslissing van het onderzoeksgerecht aanhangig gemaakte feitelijke gedraging als een voortdurend misdrijf is te omschrijven, kan de door de rechter bepaalde tijdsperiode voor dit voortdurend misdrijf zich niet uitstrekken na de datum van de saisinebepalende verwijzingsbeslissing; dit sluit echter niet uit dat de rechter bij het bepalen van de juiste tijdsperiode van de bij hem aanhangige feitelijke gedraging, die als een voortdurend misdrijf is omschreven, rekening kan houden met gebeurtenissen die zich na de verwijzingsbeslissing hebben voorgedaan, voor zover de rechter zich daardoor niet uitspreekt over andere feitelijke gedragingen dan die welke regelmatig bij hem zijn aanhangig gemaakt.
Met artikel 450 WIB92 bestraft de wetgever de valsheid die tot doel heeft de belastingsadministratie te misleiden met het oog op de berekening van de inkomstenbelastingen, deze te ontwijken en de verplichting tot betaling ervan uit te stellen.
Het staat aan de strafrechter om in feite uit te maken of, naargelang het al dan niet verwezenlijkt zijn van het door de dader van het misdrijf nagestreefde doel en het nuttig gevolg dat hij van de valse belastingstukken verwachte, aan het gebruik ervan een einde is gekomen en hij kan daarbij feitelijke gebeurtenissen in aanmerking nemen die zich na de verwijzingsbeschikking hebben voorgedaan; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen naar recht heeft kunnen afleiden dat die valsheid al dan niet heeft opgehouden de door de vervalser gewenste uitwerking te hebben.