Hof van Cassatie 04/05/2015, RW 2016-2017, 1307
Samenvatting
Indien de verkoper in de verkoopprijs van een onroerend goed voor meer dan zeven twaalfden is benadeeld, heeft hij het recht om de vernietiging van de koop te eisen; om te weten of er benadeling voor meer dan zeven twaalfden is, dient men het onroerend goed te schatten volgens zijn staat en zijn waarde op het ogenblik van de koop; het bestaan van de benadeling blijkt uit een vergelijking tussen de verkoopprijs van een onroerend goed, enerzijds, en de waarde die is vastgesteld in functie van zijn staat en van de lasten die erop rusten, anderzijds.
Tekst arrest:
AR nr. C.12.0592.F
NV S. t/ A.G., Y.C. en BVBA A.T.
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Luik van 18 juni 2012.
...
III. Beslissing van het Hof
...
Gegrondheid van het tweede luik van het eerste onderdeel
Krachtens art. 1674 BW heeft de verkoper, indien hij in de verkoopprijs van een onroerend goed voor meer dan zeven twaalfden benadeeld is, het recht om de vernietiging van de koop te eisen.
Volgens art. 1675 BW dient men, om te weten of er benadeling voor meer dan zeven twaalfden is, het onroerend goed te schatten volgens zijn staat en zijn waarde op het ogenblik van de koop.
Daaruit volgt dat het bestaan van de benadeling blijkt uit een vergelijking tussen de verkoopprijs van het goed, enerzijds, en de waarde ervan bepaald volgens zijn staat en de lasten waarmee het bezwaard is, anderzijds.
Het arrest stelt met eigen bewoordingen en met verwijzing naar die van de eerste rechter vast dat het goed “bezwaard is met een erfdienstbaarheid van dienstenbestemming [...] omzetbaar in een erfdienstbaarheid van handelsbestemming tegen betaling, per vierkante meter verkochte grond, van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de prijzen per vierkante meter verkochte grond met dienstenbestemming en met handelsbestemming” en dat de verkoop aan de eiseres “toegestaan en aanvaard is tegen de prijs van 312.000 euro voor de verkoop door de eerste verweerder en de eerste verweerster en van 100.000 euro voor de verkoop door de tweede verweerster”, met dien verstande dat “de eventuele vergoeding voor terugkoop die aan het SPI+ moet worden gestort ten laste is van de verkopers”, en deze door het SPI+ definitief werd vastgesteld op “100 euro per vierkante meter”, hetzij 254.100 euro.
Het arrest dat erop gewezen heeft dat als de verweerders op de hoogte waren geweest van het bedrag van de vergoeding, “zij niet met de voorgestelde prijs zouden hebben ingestemd”, is van oordeel dat “gelet op het hoge bedrag van die vergoeding (254.100 euro), er benadeling is voor meer dan zeven twaalfden in vergelijking met de onderhandelde prijs van 412.000 euro”.
Het arrest dat aldus een vergelijking maakt tussen het bedrag van de vergoeding ten laste van de verkopers en de winst die ze bijgevolg uit de verkoop halen, enerzijds, en de onderhandelde prijs van 412.000 euro, anderzijds, om daaruit het bestaan van benadeling af te leiden, schendt de voornoemde wettelijke bepalingen.
Het onderdeel is in zoverre gegrond.