Artikel 1294bis van het Gerechtelijk Wetboek geeft voorlopige bindende kracht aan een overeenkomst, voor zover afstand wordt gedaan van de procedure tot echtscheiding door onderlinge toestemming totdat artikel 1280 wordt toegepast. Dit artikel is in casu evenmin van toepassing daar nooit een procedure echtscheiding door onderlinge toestemming werd ingeleid.
artikel 1256 van het Gerechtelijk Wetboek luidt als volgt:
"Op ieder ogenblik kunnen de partijen de rechter verzoeken hun overeenkomsten te homologeren over de voorlopige maatregelen met betrekking tot de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de echtgenoten of van hun kinderen.
Hij kan weigeren de overeenkomst te homologeren als deze duidelijk in strijd is met het belang van de kinderen.
Bij gebrek aan een overeenkomst of in geval van een gedeeltelijke overeenkomst, verwijst de rechter de zaak op verzoek van één van de partijen naar de eerste nuttige zitting in het kader van de zaken die worden geacht spoedeisend te zijn of van de zaken waarvoor de spoedeisendheid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4. Artikel 803 is van toepassing".
Ook onderhandse overeenkomsten, die voorafgaandelijk aan de gerechtelijke procedure tot stand kwamen, ter homologatie kunnen worden voorgelegd.
Partijen kunnen niet inroepen dat de akkoorden die bij een bemiddeling tot stand komen zo maar vrijblijvend zijn, Het vrijwillig karakter van de bemiddeling dat tijdens de bemiddeling voortdurend wordt benadrukt maakt de bemiddeling niet vrijblijvend, ook al zouden de partijen deze indruk krijgen.
Het is een van de essentiële opdrachten van de bemiddelaar erop toe te zien dat partijen zich terdege bewust zijn van de inhoud en de consequenties van een overeenkomst. De bemiddelaar dient erover te waken dat geen der partijen dwaalt. De bewering dat de bemiddelaar geen toelichting zou hebben gegeven omtrent de EOO-procedure, kan niet zomaar voor de rechter worden ingeroepen. De bemiddelaar wordt geacht correct te hebben gehandeld.
Het dwingend karakter van de maatregelen staat geenszins in de weg dat partijen in onderling overleg een regeling treffen. De homologatie van de rechtbank heeft tot doel na te gaan dat de openbare orde en de belangen van de kinderen gegarandeerd worden.
Het wordt algemeen aanvaard dat over de wettelijke onderhoudsverhoudingen overeenkomsten mogen worden gesloten voor zover hierbij geen afbreuk wordt gedaan aan onderhoudsrechtelijke regels van openbare orde of van dwingend recht. Tot die regels behoren het bestaan van de onderhoudsaanspraak en de wijzigbaarheid ervan. Ook het principe van de evenredige bijdrage wordt hiertoe gerekend. Over de modaliteiten van die regels staat het de onderhoudsgerechtigden en onderhoudsplichtigen (onderling) vrij contractuele afspraken te maken.
Indien partijen een bemiddelingsakkoord bereiken vereist artikel 1732 van het Gerechtelijk Wetboek dat dat in een gedateerd en een door hen en de erkende bemiddelaar ondertekend geschrift wordt vastgelegd.
De ondertekening door de bemiddelaar is een wettelijke vereiste en is essentieel om een onderhandse overeenkomst als bemiddelingsovereenkomst te kunnen beschouwen.
Deze verzuimde of onregelmatig verrichte vorm heeft echter de nietigheid van de overeenkomst niet tot gevolg daar zulks niet uitdrukkelijk in de wet is bevolen (art. 860 Ger.W.). Bij gebrek aan zulk voorschrift, leidt het ontbreken van de handtekening van de bemiddelaar niet tot de nietigheid van de overeenkomst.
De rechtbank beschouwt de overeenkomst bij gebrek aan handtekening van de bemiddelaar, wel niet als een bemiddelingsovereenkomst, doch 'slechts' als een onderhandse overeenkomst. De bijzondere rechtspleging die inzake homologatie is voorgeschreven in artikel 1733 van het Gerechtelijk Wetboek, is niet van toepassing op onderhavige overeenkomst.
De vermelding van de parameters, die op grond van artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid en aldus leidt de miskenning ervan niet tot de nietigheid van de overeenkomst. Voormeld artikel heeft tot doel de controle mogelijk te maken. Het komt het de rechtbank toe te onderzoeken of de onderlinge overeenkomst voldoet en niet kennelijk in strijd is met de openbare orde en de belangen van de kinderen.
Een overeenkomst die partijen sluiten tijdens een bemiddeling en die niet voldoet aan de voorwaarden van een bemiddeling blijft toch overeind en wordt door de rechtbank aanzien als een rechtsgeldige onderhandse overeenkomst. Wanneer er geen aanwijzingen zijn dat het akkoord strijdig zou zijn met de openbare orde of de belangen van de minderjarige kinderen van partijen, worden de maatregelen dienaangaande toch gehomologeerd.