De architectenovereenkomst is een consensuele, wederkerige overeenkomst onder bezwarende titel die op een geldige wijze ontstaat doordat bekwame partijen overeenstemming bereiken over een bepaald of bepaalbaar voorwerp.
Artikel 20 van het Reglement op de beroepsplichten van de architect, goedgekeurd bij KB van 18 april 1985 verplicht de architecten de bekomen opdracht in een geschrift te bevestigen. Deze deontologische regel belet evenwel niet dat het bestaan van een overeenkomst bewezen wordt met toepassing van de gewone bewijsregels. De deontologische verplichting staat de consensuele aard van de overeenkomst tussen bouwheer en architect niet in de weg. Deze overeenkomst kan ook mondeling gesloten worden.
Naar gelang de hoedanigheid van de partijen moet het bewijs van het bestaan van de architectenovereenkomst volgens het burgerlijk of het handelsrecht worden geleverd: tegenover een onderneming mag de andere partij met alle middelen van recht bewijs leveren, zelfs met getuigen en vermoedens; tegenover een niet-onderneming is artikel 1341 B.W. van toepassing.
Overeenkomstig artikel 1341 B.W (oud BW) . dient in burgerlijke zaken de overeenkomst waarvan de waarde 375,00 euro (thans 3.500 euro NBW) te boven gaat door middel van een geschrift te worden bewezen.
Het W. voorziet dat indien er een begin van bewijs door geschrift voorhanden is, de overeenkomst door middel van getuigen en vermoedens kan bewezen worden. Een document kan slechts als begin van bewijs door geschrift van de overeenkomst worden beschouwd, indien het geschrift uitgaat van diegene tegen wie de vordering wordt ingesteld en dit geschrift het bestaan van de overeenkomst waarschijnlijk maakt.
e-mails die gewisseld worden tussen partijen kunnen beschouwd worden als begin van bewijs door geschrift.
Bij gebreke aan een schriftelijke overeenkomst, kan een volledige architectenopdracht niet worden vermoed.
Bij gebreke aan schriftelijke overeenkomst is er voor het bepalen van het ereloon van de architect, sprake is van een partijbeslissing, zijnde het stilzwijgend overeenkomen tussen partijen om het ereloon in functie van de geleverde prestaties na de uitvoering van de opdracht eenzijdig te laten vaststellen door de architect, onder marginale controle van de rechtbank. Dit houdt in dat de opdrachtgever er zich toe verbindt om voor de prestaties van de architect een normaal ereloon te betalen dat eenzijdig door de architect wordt vastgesteld.
De controleopdracht van de architect is een middelenverbintenis en geen resultaatsverbintenis. Dit houdt in dat er geen vermoeden van nalatigheid is in de controle door de architect, a fortiori geen bewijs daarvan bestaat zodra een uitvoeringsfout van de aannemer wordt vastgesteld.
De opdrachtgever, draagt derhalve de volledige bewijslast van de fout of de nalatigheid in de controle door de architect, alsook van het causaal verband tussen die fout en de schade.
De controle van de werken door de architect bestaat in een algemene leiding van de werken door het geven van de noodzakelijke richtlijnen aan de uitvoerders van de werken tot coördinatie en goede uitvoering van het werk. In principe moet de architect nazicht van de werken uitvoeren telkens het nodig is, met name wanneer een decisieve stap gezet wordt in het bouwproces, of op aanduiding van de aannemer, derwijze dat de nieuwe stap mag gezet worden zonder dat er gevaar bestaat voor niet-omkeerbare beschadiging.
De controle door de architect houdt geen bestendig toezicht of permanentie op de werk in. Een architect die van de opdrachtgever niet de uitdrukkelijke opdracht tot bestendig toezicht heeft gekregen, staat ten opzichte van de opdrachtgever niet borg voor de goede uitvoering van de aannemingsovereenkomst.
De controle op de uitvoering van de werken impliceert wel regelmatige bezoeken aan de werf die de architect toelaten na te gaan of de werken effectief conform de plannen worden uitgevoerd, en, gelet op zijn vakkennis, op te treden wanneer er problemen rijzen bij de uitvoering van de werken en deze problemen desgevallend op te lossen.
De vereiste periodiciteit van de werfbezoeken is onder meer afhankelijk van de complexiteit en vooruitgang van de werf en de moeilijkheidsgraad van de werken. Naast het afleggen van de werfbezoeken dient de architect opmerkingen te formuleren met betrekking tot de uitvoeringsfouten en gebreken die hij in het kader van de werfbezoeken vaststelt.
Het bewijs van het uitvoeren van controle door de architect kan onder meer worden geleverd door de werfverslagen die naar aanleiding van de werfbezoeken door de architect worden opgesteld.
( ... )