De vereiste van art. 1679, lid 1 Ger.W. dient strikt toegepast en de exceptie van gebrek aan rechtsmacht omwille van het voorhanden zijn van een arbitragebeding, dient "voor elke andere exceptie of verweer" te worden ingeroepen, dus ook voor het debat over art. 735 Ger.W.
Herhaaldelijk werd onderstreept dat de exceptie van arbitrage tijdig moet worden opgeworpen conform art. 1679, 1 in fine Ger. (W.STORME M. en VOORDECKERS M., Overzicht van rechtspraak: arbitrage, 1989-2005, TPR 2005/4, 1243 e.v., nr. 24 p. 1261, met verwijzing naar Rb. Brussel 26 juni 1990, RGAR 1992, nr. 11968 en Brussel 27 april 1999, TBH 2000, 619).
De rechtbank van koophandel te Brussel oordeelde dat partijen, die de verwijzing naar een andere, ratione bevoegde rechtbank, hadden gevraagd hadden onder
voorbehoud van alle andere standpunten, waaronder de exceptie van arbitrage, stilzwijgend afstand hadden gedaan van de exceptie van rechtsmacht, en bijgevolg van de exceptie van arbitrage (Kh. Brussel 16 januari 1991, TBH 1992 p. 137, noot J. LAENENS).
De rechtbank van koophandel te Mechelen oordeelde dat, wanneer een zaak wegens territoriale onbevoegdheid door de rechtbank van koophandel te Brussel naar de rechtbank te Mechelen was verzonden, de rechtbank van koophandel te Brussel impliciet maar noodzakelijk reeds besliste dat de gewone rechterlijke macht bevoegd is, zodat de exceptie van arbitrage nadien niet meer moest onderzocht worden (Kh. Mechelen 23 januari 1998, T.R.V. 1998, 101 en Bank Fin. 1998, 280, noot R. Prioux).
Ten deze werd de exceptie van rechtsmacht ingeroepen na een debat over artikel 735 Gerechtelijk wetboek, waarna de rechtbank beslist dat de exceptie van arbitrage niet tijdig, niet in limine litis, werd opgeworpen, zodat de rechtbank rechtsmacht heeft (en de exceptie verworven werd.