Uit art. 1, tweede lid Arbeidsovereenkomstenwet volgt dat de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs niet geregeld worden door de Arbeidsovereenkomstenwet maar door het Vlaams Decreet Rechtspositie Gesubsidieerd Onderwijs van 27 maart 1991.
Art. 28, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving (hierna «Schoolpactwet») bepaalt:
Wanneer het arbeidsgerecht, bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, een beslissing van een inrichtende macht van het gesubsidieerd vrij onderwijs houdende beëindiging of een vermindering van de opdracht van een door haar vastbenoemd personeelslid, strijdig acht met het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, bekomt dit personeelslid de salaristoelage voor het geheel of voor een deel van de opdracht die hem ontnomen werd, alsof hij in dienstactiviteit was gebleven, en verliest de inrichtende macht de salaristoelage voor het geheel of voor een deel van de betrekking, zolang zij de betrekking aan een ander niet-rechthebbend personeelslid toewijst.
«Het verlies van de salaristoelage voor een betrekking neemt een einde voor de inrichtende macht:
1o ofwel op het ogenblik dat de onregelmatige handeling door de inrichtende macht is hersteld;
2o ofwel indien dezelfde of een andere inrichtende macht het benadeelde personeelslid, met zijn akkoord, overneemt;
3o ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zonder geldige reden weigert een door dezelfde inrichtende macht of een andere inrichtende macht aangeboden betrekking in hetzelfde ambt met dezelfde statutaire toestand te aanvaarden;
4o ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zich, om redenen vreemd aan het geschil, in de voorwaarden voor definitieve ambtsneerlegging bevindt.
«De salaristoelage, die gedurende de periode tussen het onrechtmatig ontslag en de betekening van de diensten van de Vlaamse Regering bevoegd voor het onderwijs van het vonnis of arrest (...) aan de inrichtende macht werd toegekend, wordt van deze inrichtende macht teruggevorderd en wordt vervolgens toegekend aan het ten onrechte ontslagen personeelslid.
«Vanaf de hogervermelde betekening betalen de diensten van de Vlaamse Regering bevoegd voor onderwijs de salaristoelage rechtstreeks aan het ten onrechte ontslagen personeelslid tot op het ogenblik dat voldaan wordt aan één van de vier voorwaarden, hierboven vermeld.»
De door art. 28, § 2 Schoolpactwet gebruikte bewoordingen verhinderen niet dat in geval van gerechtelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een vast benoemd personeelslid van het vrij gesubsidieerd onderwijs, op vordering van dat personeelslid in het nadeel van de inrichtende macht, uitgesproken op grond van een ernstige contractuele wanprestatie van de inrichtende macht van die aard dat dit personeelslid op grond van die feiten terecht de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de inrichtende macht had kunnen vaststellen, die rechterlijke uitspraak kan worden beschouwd als een vonnis of arrest dat de beëindiging door de inrichtende macht van de opdracht van een door haar vast benoemd personeelslid strijdig acht met het Decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, zoals bedoeld in art. 28, § 2 Schoolpactwet, en dat dit personeelslid als een ten onrechte ontslagen personeelslid kan worden beschouwd in de zin van die wetsbepaling.