De OBSI reduceert de mens tot een louter fysiek wezen waarbij het verlies van bepaalde lichaamsdelen, functies of organen, zal overeenstemmen met een zekere graad van arbeidsongeschiktheid.
De arbeidsongeschiktheid kan immers niet gewoon gelijkgesteld worden met de medisch bepaalde fysieke minderwaarde die ten hoogste een mogelijk aanknopingspunt vormt voor de berekening van de vergoeding maar op zich geen aanleiding geeft tot vergoeding ( zie R. Janvier arbeidsongeschiktheid in arbeidsongevallen en gemeen recht Medius 2000,15).
Een betere benadering is het gezamenlijk gebruik van de OBSI en de AMA schaal, zonder uit het oog te verliezen dat de arbeidsongeschiktheid nog steeds in concreto dient bepaald.
Zo dienen onder meer de fysische restletsels en de functiebeperkingen evenals op de implicaties van de verrichte onderzoeken.
Er dient rekening gehouden met alle correcte, beschikbare en volledige medische informatie..
Bij zware arbeidsongevallen is grote voorzichtigheid geboden bij het maken van definitieve besluiten vooral in aanwezigheid van sterk uiteenlopende adviezen.
Voor het Arbeidshof of de arbeidsrechtbank is het voornamelijk van belang de juiste objectieve letselschade, en hun omvang te kennen, evenals hun functiebeperkingen, en omvang van rendementsverlies zodat deze, samen met de leeftijd, de beroepsbekwaamheid, het aanpassingsvermogen, de omscholingsmogelijkheid en het concurrentievermogen van de getroffene kan getoetst worden op de algemene arbeidsmarkt.
Een geneesheer-deskundige lijkt hiervoor het meest aangewezen al dan niet opnieuw bijgestaan door een ergoloog, tenzij de deskundige op gemotiveerde wijze de economische arbeidsongeschiktheid in voldoende mate zelf kan bepalen en rechtvaardigen.